Part 11

 

[9:93]

De aanleiding tot verwijt is alleen tegen degenen die u om verlof vragen, terwijl zij rijk zijn. Zij verkozen om met de achterblijvenden te zijn. En God heeft op hun hart een zegel gelegd, derhalve begrijpen zij niet.

[9:94]

Zij zullen met uitvluchten tot u komen, wanneer je tot hen weerkeert. Zeg: "Maakt geen verontschuldigingen, wij zullen u niet geloven. God heeft ons reeds omtrent uw gedrag ingelicht. En God en Zijn boodschapper zullen u uw gedrag weldra tonen, dan zul je tot Hem die het onzienlijke en het zienlijke kent, worden teruggebracht en Hij zal u over al hetgeen je deedt, inlichten.

[9:95]

Zij zullen, wanneer je tot hen weer keert, u bij God zweren, dat je hen met rust mag laten. Laat hen daarom alleen. Voorzeker, zij zijn onrein en hun huis is de hel, een vergelding voor wat zij deden.

[9:96]

Zij zullen u zweren, opdat je welwillend zult zijn. Maar zelfs al zou je tevreden met hen zijn, zal God met het overtredende volk niet tevreden zijn.

[9:97]

De woestijn-Arabieren zijn de hardnekkigsten in ongeloof en huichelarij en het meest geneigd de geboden, die God tot Zijn boodschapper heeft neergezonden niet na te komen. God is Alwetend, Alwijs.

[9:98]

Er zijn onder de woestijn-Arabieren, die hetgeen zij weggeven als boete beschouwen en wachten dat er rampspoed over u komt. Op hen zal echter de rampspoed rusten. En God is Alhorend, Alwetend.

[9:99]

En er zijn onder de woestijn-Arabieren, die in God en de laatste Dag geloven en die hetgeen zij weggeven als middelen beschouwen tot God’s nabijheid en tot de zegeningen van de profeet. Ziet toe! Het is stellig voor hen een middel tot Zijn nabijheid. God zal hen weldra tot Zijn barmhartigheid toelaten. God is Vergevensgezind, Genadevol.

[9:100]

En de vooruitstrevenden en de eersten der Migranten en Hulpgevers en degenen, die hen in goedheid volgen, God heeft welbehagen in hen en zij hebben welbehagen in Hem; en Hij heeft voor hen tuinen bereid, waar doorheen rivieren stromen. Daarin zullen zij voor eeuwig vertoeven. Dat is de grote zegepraal.

[9:101]

Van de u omringende woestijn-Arabieren zijn sommigen huichelaars evenals van het volk van Madina, dezen volharden in huichelarij. Gij kent hen niet; Wij kennen hen en Wij zullen hen hier dubbel straffen, daarna zullen zij aan een grote straf worden overgeleverd.

[9:102]

En er zijn anderen, die hun fouten bekennen. Zij vermengden een goede met een slechte daad. Het kan zijn, dat God Zich met barmhartigheid tot hen zal wenden. Voorzeker, God is Vergevensgezind, Genadevol.

[9:103]

Neem aalmoezen van hun rijkdommen aan opdat je hen daardoor mag reinigen en louteren. En bid voor hen; uw gebed is voor hen inderdaad een bron van geruststelling. En God is Alhorend, Alwetend.

[9:104]

Weten zij niet, dat God berouw van Zijn dienaren aanneemt en aalmoezen aanvaardt en dat God Berouw-aanvaardend, Genadevol is?

[9:105]

En zeg: "Werkt en God zal met Zijn boodschapper en de gelovigen uw werk zien. Weldra zul je tot de Kenner van het onzienlijke en het zienlijke worden teruggebracht en dan zal Hij u inlichten over hetgeen je hebt bedreven.

[9:106]

En anderen wachten God’s gebod af. Zal Hij hen bestraffen of Zich met barmhartigheid tot hen wenden? God is Alwetend, Alwijs.

[9:107]

En degenen die een moskee hebben gebouwd om te schaden, om het ongeloof (te verbreiden) en om een splitsing onder de gelovigen te veroorzaken en als een hinderlaag voor hem, die voorheen tegen God en Zijn boodschapper oorlog voerde; zij zullen voorzeker zweren: "Wij bedoelden slechts het goede," maar God getuigt, dat zij leugenaars zijn.

[9:108]

Sta er nooit in (voor het gebed). Een Moskee, die van het begin af op godsvrucht was gesticht is zeker waardiger dat je er in zit. Er zijn daarin mensen die gaarne gelouterd willen worden en God heeft degenen, die zich louteren lief.

[9:109]

Is daarom hij, die zijn gebouw op godsvrucht en op Zijn behagen stichtte, beter of hij, die zijn gebouw op een afbrokkelende, door water aangetaste rand stichtte, dat met hem in het Vuur der hel zal storten? En God leidt het onrechtvaardige volk niet.

[9:110]

Het gebouw dat zij hebben opgericht, zal een bron van onrust in hun hart blijven, tenzij hun hart in stukken wordt gescheurd. God is Alwetend, Alwijs.

[9:111]

Voorzeker, God heeft van de gelovigen hun persoon en hun bezittingen gekocht in ruil voor het paradijs - zij vechten voor de zaak van God en zij doden en worden gedood - een onfeilbare belofte in de Torah en het Evangelie en de Koran. En wie is getrouwer aan zijn belofte, dan God? - Verheugt u dan in de verbintenis, die je met Hem hebt gesloten en dat is de grote zegepraal.

[9:112]

Die zich tot God bekeren, die aanbidden, die prijzen, die vasten, die zich neerbuigen, die zich ter aarde werpen, die tot het goede aansporen en het kwade verbieden, die de door God gestelde grenzen in acht nemen; breng aan de gelovigen blijde tijding.

[9:113]

Het is de profeet en de gelovigen niet geoorloofd om vergiffenis te vragen voor de afgodendienaren, zelfs al waren dezen verwanten, nadat hun (de gelovigen) duidelijk is geworden, dat zij (afgodendienaren) het volk der hel zullen zijn.

[9:114]

Het vragen om vergiffenis door Abraham voor zijn vader, geschiedde alleen wegens een belofte die hij hem had afgelegd, maar toen het hem duidelijk werd dat deze een vijand van God was, trok hij zich van hem terug. Voorzeker, Abraham was uiterst zachtmoedig, verdraagzaam.

[9:115]

En God laat een volk niet dwalen nadat Hij het heeft geleid, voordat Hij hun heeft duidelijk gemaakt, waartegen zij zich behoren te behoeden. Voorzeker, God heeft kennis van alle dingen.

[9:116]

Gewis, God is het, aan Wie het koninkrijk der hemelen en der aarde behoort. Hij schenkt het leven en veroorzaakt de dood. En je hebt geen vriend of helper naast God.

[9:117]

God heeft zich voorzeker met barmhartigheid tot de profeet gewend en tot de Migranten en de Hulpgevers, die deze (profeet) in het uur van nood volgden, nadat het hart van een gedeelte hunner bijna was bezweken. Toen vergaf Hij hen. Voorzeker, Hij is Liefderijk, Genadevol jegens hen.

[9:118]

En (Hij heeft Zich met barmhartigheid) tot de drie die waren achtergelaten gewend, totdat de aarde met haar uitgestrektheid hun te eng werd en hun eigen leven voor hen te moeilijk en zij geloofden dat er tegen God geen schuilplaats is, behalve bij Hem. Toen wendde Hij Zich met barmhartigheid tot hen, opdat zij zich mochten bekeren. Voorzeker, God is Berouwaanvaardend, Genadevol.

[9:119]

O jij die gelooft, vreest God en weest met de waarachtigen.

[9:120]

Het betaamt het volk van Madinah en de hen omringende woestijn-Arabieren niet, dat zij achter de boodschapper van God zouden blijven, of dat zij hun eigen leven in plaats van het zijne zouden verkiezen. Dit is zo, omdat dorst, noch vermoeienis, noch honger hen in de weg van God teistert, noch betreden zij een spoor, dat de ongelovigen vertoornt, noch berokkenen zij een vijand enige schade, of er wordt daarmee voor hen een goede daad opgetekend. Voorzeker, God doet de beloning van degenen, die goed doen niet verloren gaan.

[9:121]

En zij besteden geen som, groot of klein, noch doorkruisen zij een landstreek, of dit is voor hen opgetekend, opdat God hun de beste beloning moge geven voor hetgeen zij deden.

[9:122]

Het is de gelovigen niet opgelegd, allen tezamen op te trekken. Waarom trekt dan niet van elke groep een deel hunner op, opdat zij in de godsdienst goed onderlegd mogen worden en opdat zij hun volk, wanneer zij tot hen terugkeren mogen waarschuwen, zodat zij gered mogen worden.

[9:123]

O, jij die gelooft, bestrijdt de ongelovigen die in uw nabijheid zijn en laat hen hardheid in u vinden en weet, dat God met de godvruchtigen is.

[9:124]

En wanneer er een Soerah wordt neergezonden, zijn er sommigen hunner die zeggen: "Wie uwer heeft deze in geloof doen toenemen?" Maar de gelovigen doet dit in geloof toenemen en zij verheugen zich daarover.

[9:125]

En voor degenen in wier hart een ziekte is, voegt het onreinheid bij onreinheid en zij sterven terwijl zij ongelovig zijn.

[9:126]

Zien zij niet, dat zij elk jaar één- of tweemaal op de proef worden gesteld? Toch tonen zij geen berouw noch trekken zij er lering uit.

[9:127]

En wanneer er een Soerah wordt neergezonden kijken zij elkander aan zeggende: "Ziet iemand ons?" Dan wenden zij zich af. God heeft hun hart afgewend, omdat zij tot een volk behoren dat niet begrijpen wil.

[9:128]

Voorzeker, een boodschapper is uit uw midden tot u gekomen; het is hard voor hem wat u pijn doet; hij is bezorgd voor uw welzijn, liefderijk en barmhartig voor de gelovigen.

[9:129]

Maar indien zij zich afwenden zeg dan: "God is mij toereikend. Er is geen God naast Hem. In Hem leg ik mijn vertrouwen want Hij is de Heer van de grote heerschappij."

 

Jonas

In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.

[10:1]

Alif, Laam, Raa. Dit zijn de verzen van het Boek vol van Wijsheid.

[10:2]

Is het vreemd voor de mensen, dat Wij een man uit hun midden openbaarden: "Waarschuw het mensdom en geef blijde tijding aan degenen die geloven, dat zij een ware rang bij hun Heer zullen hebben"? De ongelovigen zeggen: "Voorzeker, deze is een openlijke tovenaar."

[10:3]

Voorwaar, God is uw Heer, Die de hemelen en de aarde in zes dagen schiep, en Hij zette Zich op de troon, alles regelend. Er is geen bemiddelaar, dan met Zijn goedkeuring. Dit is God, uw Heer, aanbidt Hem daarom. Wil je dan geen lering trekken?

[10:4]

Tot Hem is uw aller terugkeer, dit is de ware belofte van uw Heer. Voorzeker, Hij begint de schepping, daarna zet Hij haar voort, opdat Hij degenen die geloven en goede werken doen met rechtvaardigheid moge belonen. En de ongelovigen zullen een drank van kokend water en een pijnlijke straf ontvangen, daar zij (de waarheid) verwierpen.

[10:5]

Hij is het, Die de zon tot een stralend licht maakte en de maan tot een helder licht en er stadia voor verordende, zodat je het getal der jaren en het berekenen (van de tijd) mocht kennen. God heeft dit niet dan in waarheid geschapen. Hij zet de tekenen uiteen voor een volk, dat wil weten.

[10:6]

Voorwaar, in de wisseling van dag en nacht en in al hetgeen God in de hemelen en op aarde heeft geschapen zijn er tekenen voor een godvrezend volk.

[10:7]

Voorzeker, die niet uitzien naar de ontmoeting met Ons en die met het leven dezer wereld tevreden zijn en er voldoening in vinden en degenen, die onoplettend op Onze tekenen zijn,

[10:8]

Dezen zijn het, wier verblijfplaats het Vuur is, voor hetgeen zij verdienen.

[10:9]

Maar degenen die geloven en goede werken doen, hun Heer zal hen wegens hun geloof leiden. Rivieren zullen voor hen stromen in de tuinen der zaligheid.

[10:10]

Hun aanroep daarin zal zijn: "Heilig zijt Gij, O God!" en hun groet "Vrede". En het einde van hun aanroep zal zijn: "Alle lof komt God toe, de Heer der Werelden."

[10:11]

En indien God het boze voor de mensen zou verhaasten, zoals Hij voor hen het goede verhaast, zou hun tijd reeds gekomen zijn. Maar Wij laten degenen die niet naar de ontmoeting met Ons uitzien, in opstand, blindelings dwalen.

[10:12]

En wanneer de mens een moeilijkheid overkomt, bidt hij tot Ons, op zijn zijde liggende, of zittende, of staande, maar wanneer Wij zijn last van hem hebben verwijderd, gaat hij zijn gang, alsof hij Ons nooit vóór de verwijdering van zijn moeilijkheid had aangeroepen. Zo werd in de ogen der buitensporigen schoonschijnend gemaakt, wat zij deden.

[10:13]

En Wij vernietigden de geslachten die vóór u bestonden toen zij kwaad verrichtten en er kwamen tot hen boodschappers met duidelijke tekenen, maar zij wilden niet geloven. Zo vergelden Wij het schuldige volk.

[10:14]

En na hen hebben Wij u tot stedehouders op aarde gesteld, opdat Wij zien, hoe je zoudt handelen.

[10:15]

En wanneer hun Onze duidelijke tekenen worden voorgedragen, zeggen degenen, die niet naar de ontmoeting met Ons uitzien: "Breng een andere Koran dan deze, of verander hem." Zeg: "Het staat niet aan mij, hem te veranderen uit mijzelf. Ik volg slechts hetgeen mij is geopenbaard. Voorzeker, ik vrees, als ik mijn Heer niet gehoorzaam, de straf van de grote Dag."

[10:16]

Zeg: "Als God het zo had gewild, zou ik u niet hebben voorgedragen (de Koran), noch zou Hij u deze bekend hebben gemaakt. Voorzeker, ik heb voordien een heel leven onder u doorgebracht. Wil je dan niet begrijpen?

[10:17]

Wie is dan onrechtvaardiger, hij, die een leugen over God spreekt, of die Zijn tekenen verloochent? Voorzeker, de schuldigen zullen nooit slagen.

[10:18]

En zij bidden buiten God om tot datgene wat hen schaden noch baten kan en zij zeggen: "Dezen zijn onze bemiddelaars bij God." Zeg: "Wilt gij God over iets, dat Hij in de hemelen of op aarde nog niet zou kennen, inlichten?" Heilig is Hij en hoog verheven boven al hetgeen zij met Hem vereenzelvigen.

[10:19]

En het mensdom was slechts één gemeenschap, daarna verschilden zij en ware het Woord van uw Heer niet uitgegaan, voorzeker zou er over hun geschil beslist zijn.

[10:20]

En zij zeggen: "Waarom is er geen teken van zijn Heer tot hem (de profeet) neergezonden?" Zeg: "Het onzienlijke behoort alleen God toe. Wacht, ik ben met u onder de wachtenden."

[10:21]

En wanneer Wij mensen barmhartigheid doen smaken nadat tegenspoed hen overviel, zie! zij beginnen tegen Onze tekenen plannen te smeden. Zeg: "God is vlugger in het maken van plannen." Voorzeker Onze boodschappers schrijven al hetgeen je verzint op.

[10:22]

Hij is het, Die u in staat stelt door het land en op zee te reizen, totdat, wanneer je op de schepen zijt en zij met een mooie bries varen en (de opvarenden) er zich in verheugen, hen een geweldige wind achterhaalt en de golven van alle zijden over hen komen en zij overtuigd zijn dat zij verloren zijn; dan roepen zij God in oprechte aanbidding aan: "Als Gij ons hiervan redt, zullen wij zeker tot de dankbaren behoren."

[10:23]

Maar wanneer Hij hen heeft gered, ziet, beginnen zij ten onrechte een opstand in het land te ontketenen. O, gij mensen, voorzeker uw opstand keert zich slechts tegen u zelf. Thans geniet je het genoegen van het tegenwoordige leven. Daarna zal uw terugkeer tot Ons zijn en Wij zullen u inlichten over hetgeen je deedt.

[10:24]

De gelijkenis van het tegenwoordige leven is slechts als water, dat Wij uit de wolken neerzenden, daarna groeit hierdoor het gewas van de aarde weelderig, waarvan mensen en vee eten, totdat, wanneer de aarde haar sier ontvangt en er schoon uitziet en haar eigenaars denken, dat zij er macht over bezitten, Ons gebod bij dag of bij nacht tot haar komt, dan maken Wij haar tot een gemaaid veld, alsof er de vorige dag niets was geweest. Zo leggen Wij de tekenen uit aan een volk, dat nadenkt.

[10:25]

En God roept naar het tehuis van Vrede en leidt wie Hij wil naar het rechte pad.

[10:26]

Er zal voor degenen die goede daden verrichten het goede zijn en nog meer. Zwartheid noch schande zal hun gezicht bedekken. Dezen zullen de bewoners van het paradijs zijn, zij zullen daarin vertoeven.

[10:27]

En degenen die boze daden verrichten, de vergelding van het kwaad zal het gelijke daaraan zijn en de schaamte zal hen bedekken. Zij zullen niemand hebben om hen tegen God te beschermen. (En het zal zijn) alsof hun gezicht met de duisternis van de nacht bedekt ware. Dezen zullen de bewoners van het Vuur zijn, zij zullen daarin vertoeven.

[10:28]

En de Dag waarop Wij hen allen zullen verzamelen, zullen Wij tot de afgodendienaren zeggen: "Blijft ter plaatse, gij en uw deelgenoten." Daarna zullen Wij hen ver van elkander scheiden en hun deelgenoten zullen zeggen: "Voorzeker je placht ons niet te aanbidden."

[10:29]

God is nu toereikend als Getuige tussen u en ons. Wij waren zeker van uw aanbidden onbewust.

[10:30]

Daarna zal iedere ziel ondervinden wat zij heeft gedaan. En zij zullen tot God, hun ware Meester worden teruggebracht en al hetgeen zij plachten te verzinnen zal verloren gaan.

[10:31]

Zeg: "Wie voorziet u van voedsel van de hemel en de aarde? Of wie is het, die macht heeft over de oren en de ogen? En wie brengt de levenden uit de doden en de doden uit de levenden voort? En wie bestuurt het al?" Zij zullen zeggen: "God." Zeg: "Wil je dan niet Zijn bescherming zoeken?"

[10:32]

Zo is God, uw ware Heer. Wat is er buiten de waarheid anders, dan dwaling? Waarheen word je dan afgewend?

[10:33]

Zo is het woord van uw Heer bewaarheid tegen degenen, die overtraden omdat zij niet geloofden.

[10:34]

Zeg: "Is er één uwer afgoden die de schepping voortbrengt en deze daarna voortzet?" Zeg: "God is het, Die de schepping voortbrengt, en deze voortzet. Hoe zijt gij dan afgewend?"

[10:35]

Zeg: "Is er één uwer afgoden, die tot de waarheid leidt?" Zeg: "God is het, Die tot de waarheid leidt. Is daarom Hij, Die tot de waarheid leidt waardiger om te worden gevolgd, ofwel hij, die zelf de weg niet vindt, tenzij hij wordt geleid? Wat is er met u? Hoe oordeel je?"

[10:36]

En de meesten hunner volgen niets dan vermoeden. Voorzeker vermoeden baat niet tegen de waarheid. Waarlijk, AIlah weet goed wat zij doen.

[10:37]

En deze Koran kon door niemand buiten God worden voortgebracht. Integendeel, hij is de vervulling van datgene wat er vóór was en is een uiteenzetting van de Wet door de Heer der Werelden, daaraan is geen twijfel.

[10:38]

Of zeggen zij: "Hij (de profeet) heeft het verzonnen"? Zeg: "Brengt dan een hieraan gelijke Soerah voort en roept buiten God wie je kunt (om hulp aan), als je waarachtig bent."

[10:39]

Neen, zij loochenen datgene waarvan zij de kennis niet konden omvatten, noch is de uiteindelijke betekenis er van tot hen gekomen. Zo deden ook degenen, die vóór hen waren. Maar ziet, wat het einde was van de overtreders.

[10:40]

En er zijn sommigen onder hen die er in geloven en er zijn sommigen onder hen die er niet in geloven en uw Heer kent de onruststokers goed.

[10:41]

En indien zij u van leugen besehuldigen, zeg dan: "Aan mij mijn werk en aan u uw werk. Gij hebt niets uitstaande met hetgeen ik doe noch heb ik iets uitstaande met hetgeen je doet."

[10:42]

En er zijn sommigen onder hen die naar u luisteren. Maar kun je de doven doen horen, zelfs al willen zij niet begrijpen?

[10:43]

En er zijn sommigen onder hen die naar u kijken. Maar kun je de blinden leiden, zelfs al willen zij niet zien?

[10:44]

Voorzeker, God doet de mensen in het geheel geen onrecht aan, maar de mensen doen hun eigen ziel onrecht aan.

[10:45]

En de Dag, waarop Hij hen zal verzamelen, zal het hun toeschijnen, alsof zig slechts een uur van een dag (in de wereld) hadden vertoefd. Zij zullen elkander herkennen. Verliezers zijn zeker degenen die de ontmoeting met God loochenen en geen leiding willen volgen.

[10:46]

En als Wij u sommige der dingen, waarmee Wij hen hebben bedreigd, tonen, of als Wij u doen sterven, dan is tot Ons hun terugkeer en God is Getuige van al hetgeen zij doen.

[10:47]

Voor elk volk is er een boodschapper. Wanneer daarom hun boodschapper komt, wordt er met rechtvaardigheid onder hen geoordeeld en hun wordt geen onrecht aangedaan.

[10:48]

En zij zeggen: "Wanneer zal deze belofte worden vervuld, als je de waarheid spreekt?"

[10:49]

Zeg: "Ik heb voor mij zelf geen macht over schade of voordeel, behalve, wat God wil. Er is voor elk volk een vastgestelde termijn; wanneer hun termijn is verlopen kunnen zij hem geen uur uitstellen, noch kunnen zij hem vervroegen.

[10:50]

Zeg: "Vertelt mij, als Zijn straf bij dag of nacht over u komt, hoe zullen dan de schuldigen weg kunnen lopen?"

[10:51]

Zult gij dan, wanneer het u overvalt er in geloven? Nu? Terwijl je dit wilde verhaasten?"

[10:52]

Dan zal er tot degenen die kwaad deden worden gezegd: "Ondergaat de blijvende straf. Er wordt u niets vergolden dan hetgeen je verdiende."

[10:53]

En zij vragen u: "Is dit de waarheid?" Zeg: "Ja, bij mijn Heer, het is zeker waar en je kunt het niet verijdelen."

[10:54]

En indien elke ziel die onrechtvaardig handelt al hetgeen op aarde is, zou bezitten, zou zij er zich voorzeker mede trachten vrij te kopen. En wanneer zij de straf zien zullen zij hun spijt tonen. Er zal met rechtvaardigheid over hen worden gericht en hun zal geen onrecht worden aangedaan.

[10:55]

Ziet toe! aan God behoort al hetgeen in de hemelen en op aarde is en weet, dat God’s belofte waar is. Maar de meesten hunner beseffen het niet.

[10:56]

Hij geeft leven en doet sterven en tot Hem zul je worden teruggebracht.

[10:57]

O mensdom! Er is van uw Heer een vermaning tot u gekomen en genezing voor wat in de harten is en een leiding en barmhartigheid jegens de gelovigen.

[10:58]

Zeg: "Dit alles is door de genade van God en door Zijn barmhartigheid; laat hen er zich daarom in verheugen. Dat is beter, dan hetgeen zij vergaren."

[10:59]

Zeg: "Heb je overwogen, dat God u een voorziening heeft neergezonden en dat je daarna een gedeelte er van onwettig en een gedeelte er van wettig verklaarde?" Vraag (hen): "Heeft God u dat toegestaan, of verzin je leugens tegen God?"

[10:60]

Wat denken degenen die leugens tegen God verzinnen van de Dag der Opstanding? Voorzeker, God is genadevol tegenover het mensdom, maar de meesten hunner zijn niet dankbaar.

[10:61]

In welke toestand gij u bevindt, of gij de Koran voordraagt, of iets anders doet; Wij zijn uw getuigen, terwijl gij u er in verdiept. Er is voor uw Heer zelfs geen gewicht van een atoom op aarde of in de hemel verborgen. En er is niets dat kleiner of groter is, of het staat in het duidelijke Boek vermeld.

[10:62]

Ziet! voorzeker, de vrienden van God zullen geen vrees hebben, noch zullen zij treuren.

[10:63]

Zig die geloven en zich aan rechtvaardigheid houden,

[10:64]

Er zijn voor hen blijde tijdingen in het tegenwoordige leven en het Hiernamaals. De woorden van God kennen geen verandering - dat is inderdaad de opperste zegepraal.

[10:65]

En laat hun woorden u niet verdrieten. Voorzeker, alle macht behoort God. Hij is Alhorend, Alwetend.

[10:66]

Ziet! voorzeker, van God is al hetgeen in de hemelen en op aarde bestaat. Wat volgen zij die buiten God afgoden aanroepen? Zij volgen slechts een vermoeden en doen niets dan gissen.

[10:67]

Hij is het, Die de nacht voor u heeft gesteld, opdat gij er in moogt rusten en de dag vol van licht. Voorzeker, daarin zijn tekenen voor een volk, dat luistert.

[10:68]

Zij zeggen: "God heeft een zoon tot Zich genomen. Heilig is Hij, Hij is Zichzelf genoeg. Aan Hem behoort wat in de hemelen en op aarde is. Gij hebt hier geen gezag over. Zeg je over God wat gij niet weet?

[10:69]

Zeg: "Degenen, die over God een leugen verzinnen, zullen niet slagen."

[10:70]

Zij zullen in deze wereld tijdelijk genieten, daarna zal hun terugkeer tot Ons zijn, dan zullen Wij hen een strenge straf doen ondergaan, omdat zij niet geloofden.

[10:71]

En verkondig hun het verhaal van Noach, toen hij tot zijn volk zeide: "O, mijn volk, als mijn houding en mijn vermaning door de tekenen van God u aanstoot geven - ik leg mijn vertrouwen in God - breng dan al uw plannen en uw afgoden bijeen; laat dan uw handelwijze duidelijk blijken, komt dan tegen mij op en geeft mij geen uitstel.

[10:72]

Maar als gij u terugtrekt vraag ik van u geen beloning. Mijn beloning is bij God alleen en het is mij bevolen tot de Moslims te behoren.

[10:73]

Maar zij verloochenden hem; daarom redden Wij hem en degenen die met hem in de ark waren. En dezen maakten Wij tot de stedehouders, terwijl Wij degenen die Onze tekenen verloochenden lieten verdrinken. Zie! hoe het einde was van degenen, die werden gewaarschuwd.

[10:74]

Toen zonden Wij na hem andere boodschappers naar hun volk en deze kwamen tot hen met duidelijke bewijzen. Maar dezen wilden in datgene niet geloven wat zij voorheen hadden verloochend. Zo verzegelen Wij het hart der overtreders.

[10:75]

Dan zonden Wij na hen Mozes en Aäron met Onze tekenen naar Pharao en zijn leiders, maar zij handelden aanmatigend. En zij waren een misdadig volk.

[10:76]

En toen de waarheid van Ons tot hen kwam, zeiden zij: "Dit is gewis duidelijke tovenarij."

[10:77]

Mozes zeide: "Zeg je dit van de waarheid nadat zij tot u is gekomen? Is dit tovenarij? Maar tovenaars slagen nooit."

[10:78]

Zij antwoordden: "Zijt gij tot ons gekomen, opdat wij ons mogen afwenden van hetgeen wij onze vaderen zagen volgen zodat er voor u beiden grootheid in het land zou zijn? Maar wij zullen in u niet geloven."

[10:79]

En Pharao zeide: "Brengt mij elke bedreven tovenaar."

[10:80]

En toen de tovenaars kwamen, zeide Mozes tot hen: "Werpt hetgeen gij wildet werpen."

[10:81]

En toen zij wierpen zeide Mozes: "Wat gij hebt gebracht is slechts bedrog. Voorzeker, God zal het ijdel maken. Voorwaar, God laat het werk der kwaadstichters niet gedijen."

[10:82]

En God bevestigt de waarheid door Zijn woorden, zelfs al zijn de sehuldigen afkerig.

[10:83]

En niemand geloofde Mozes, dan enige jongelingen van onder zijn volk, uit vrees voor Pharao en zijn leiders, in geval hij hen zou vervolgen. En waarlijk. Pharao was een tiran in het land en behoorde tot de buitensporigen.

[10:84]

En Mozes zeide: "O mijn volk, indien gij in God hebt geloofd stelt dan uw vertrouwen in Hem, als gij Moslims zijt."

[10:85]

En zij antwoordden: "Wij leggen ons vertrouwen in God: Onze Heer, maak ons niet tot voorwerp van vervolging voor het onrechtvaardige volk.

[10:86]

En red ons door Uw barmhartigheid van de ongelovigen."

[10:87]

Wij openbaarden aan Mozes en zijn broeder: "Neem je beiden huizen voor uw volk in Egypte en bouwt uw huizen tegenover elkaar en houdt het gebed. En geeft de gelovigen blijde tijdingen."

[10:88]

En Mozes zeide: "Onze Heer, Gij hebt Pharao en zijn leiders versieringen en rijkdommen in het tegenwoordige leven geschonken, zodat zij, Onze Heer, van Uw pad afleiden. Onze Heer, vernietig hun bezittingen en verhard hun hart, want zij zullen niet geloven voordat zij de pijnlijke straf zien."

[10:89]

God zeide: "Uw gebed is aanvaard. Wees je beiden daarom bestendig en volgt niet het pad der onwetenden."

[10:90]

En Wij brachten de kinderen Israëls over de zee; Pharao en zijn scharen vervolgden hen op een onrechtvaardige en aanvallende wijze, totdat hij toen hij bijna verdronk, zeide: "Ik geloof dat er geen God is dan Hij, in Wie de kinderen Israëls geloven en ik behoor tot de Moslims."

[10:91]

Nu? Terwijl gij voordien ongehoorzaam waart en tot de onruststokers behoordet?

[10:92]

Heden zullen Wij uw lichaam redden, opdat gij een teken moogt zijn voor degenen die na u komen. En waarlijk, het merendeel der mensen is achteloos ten opzichte van Onze tekenen.

[10:93]

En Wij wezen de kinderen Israëls een uitstekend tehuis aan en Wij voorzagen hen van goede dingen en zij verschilden niet van mening voordat de kennis tot hen kwam. Voorzeker, uw Heer zal op de Dag der Opstanding onder hen richten over hetgeen waarin zij verschilden.

[10:94]

En als gij over hetgeen Wij tot u hebben neergezonden twijfelt, vraagt dan degenen die het Boek vóór u hebben gelezen. Inderdaad, de waarheid is van uw Heer tot u gekomen; behoor daarom niet tot de twijfelaars.

[10:95]

En behoor niet tot degenen, die de tekenen van God verloochenen, anders zul je tot de verliezers behoren.

[10:96]

Degenen tegen wie het woord van uw Heer van kracht is geworden, willen niet geloven.

[10:97]

Zelfs al werd elk teken hun getoond, voordat zij de smartelijke straf hebben gezien.

[10:98]

Waarom heeft, behalve het volk van Jonas geen stad geloofd, zodat hun geloof hen zou hebben kunnen helpen? Toen zij geloofden, verwijderden Wij de straf der schande in het tegenwoordige leven van hen en Wij lieten hen voor een wijle genieten.

[10:99]

En indien uw Heer had gewild, zouden allen die op aarde zijn, zeker tezamen hebben geloofd. Wil je de mensen dan dwingen, gelovigen te worden?

[10:100]

Doch geen ziel kan geloven zonder verlof van God. En Hij werpt onreinheid over degenen die hun verstand niet gebruiken.

[10:101]

Zeg: "Overweeg, wat in de hemelen en op aarde gebeurt." Maar tekenen, noch waarschuwers baten een volk dat niet wil geloven.

[10:102]

Verwachten zij iets anders dan het gelijke (oordeel) van de dagen dergenen, die vóór hen stierven? Zeg: "Wacht daarom, ik ben met u onder de wachtenden."

[10:103]

Dan redden Wij Onze boodschappers en de gelovigen. Zo is het aan Ons, de gelovigen te redden.

[10:104]

Zeg: "O gij mensen, als gij over mijn godsdienst in twijfel verkeert, (weet) dan dat ik niet aanbid degenen die gij naast God aanbidt, maar ik aanbid God Die u doet sterven en het is mij geboden tot de gelovigen te behoren.

[10:105]

En wend uw aangezicht oprecht tot deze godsdienst en behoor niet tot de afgodendienaren.

[10:106]

En roep naast God niet datgene aan, dat u bevoordelen noch schaden kan. En indien gij dat toch doet, dan zul je zeker tot de onrechtvaardigen behoren.

[10:107]

En als God u door het kwade treft, is er niemand die dit kan verwijderen dan Hij; en als Hij het goede voor u wenst, is er niemand die Zijn genade kan beletten. Hij kent haar toe aan diegene van Zijn dienaren, die Hem behaagt. En Hij is de Vergevensgezinde, de Genadevolle.

[10:108]

Zeg: "O, gij mensen, nu is de waarheid van uw Heer tot u gekomen. Wie daarom die leiding volgt, volgt haar ten bate van zijn eigen ziel en wie dwaalt, dwaalt slechts tot haar nadeel. En ik ben geen bewaker over u."

[10:109]

En volg hetgeen u is geopenbaard en wees standvastig, totdat God oordeelt. En Hij is de beste Rechter.

 

Hoed

In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.

[11:1]

Alif Laam Raa. Dit is een Boek, waarvan de verzen onherroepelijk zijn gemaakt en bovendien zijn zij in bijzonderheden uitgelegd, door de Alwijze, de Alwetende.

[11:2]

(Daarom) aanbidt slechts God. Voorzeker, ik (Mohamed) ben voor u een waarschuwer en drager van blijde tijdingen van Hem.

[11:3]

En vraagt vergiffenis aan uw Heer en wendt u tot Hem, Hij zal u voor een vastgestelde periode van het goede voorzien. En Hij schenkt Zijn genade aan ieder die zich hiervoor verdienstelijk maakt. En als gij u afwendt dan vrees ik, voorzeker, voor u de straf van de grote Dag.

[11:4]

Uw terugkeer is tot God en Hij heeft macht over alle dingen.

[11:5]

Let op, zij verbergen hun vijandschap voor Hem in hun innerlijk. Ja, wanneer zij zich met hun kleding bedekken, weet Hij wat zij verbergen en wat zij tonen. Voorzeker, Hij weet goed wat in het innerlijk is.