Part 20
[27:56]
Maar het
antwoord van zijn volk was niets anders dan dat zij zeiden: "Verdrijft
Lot’s familie uit uw stad want zij zijn mensen, die zich rein willen
houden."
[27:57]
Daarom
redden Wij hem en zijn familie behalve zijn vrouw; Wij deden haar tot de
achterblijvenden behoren.
[27:58]
En Wij
deden een regen over hen komen, en vreselijk was de regen voor de
gewaarschuwden.
[27:59]
Zeg:
"Alle lof behoort aan God en vrede zij met Zijn uitverkoren dienaren. Is
God beter of wat zij met Hem vereenzelvigen?
[27:60]
Hij Die
de hemelen en de aarde schiep en water uit de hemelen nederzendt waarmee Hij
prachtige tuinen doet groeien? Je zou hun bomen niet kunnen doen groeien. Is er
een God naast God? Neen, zij zijn een volk dat het spoor bijster is.
[27:61]
Hij Die
de aarde tot een rustplaats maakte, er rivieren in plaatste en er hechte
[27:62]
Hij Die
de wanhopige verhoort als deze Hem aanroept, en het kwade wegneemt en u
opvolgers op aarde maakt? Is er een God naast God? Hoe weinig lering trek je er
uit!
[27:63]
Hij, Die
u leidt in het duister van het land en van de zee, en Die u winden zendt als
boodschappers van blijde tijdingen (regen) door Zijn barmhartigheid? Is er een
God naast God? Verheven is God boven hetgeen zij met Hem vereenzelvigen.
[27:64]
Hij Die
de schepping voortbrengt en dat dan herhaalt, en u (voedsel) voorziet uit de
hemel en de aarde? Is er een God naast God?" Zeg: "Geeft uw bewijs
hiervoor als je waarachtig bent."
[27:65]
Zeg:
"Niemand in de hemelen en op aarde kent het onzienlijke, behalve God; en
zij weten niet wanneer zij zullen worden opgewekt.
[27:66]
Neen,
hun kennis heeft geheel gefaald betreffende het Hiernamaals, neen, zij
twijfelen er aan, neen, zij zijn er blind voor."
[27:67]
En de
ongelovigen zeggen: "Zullen wij wanneer wij en onze vaderen tot stof zijn
geworden inderdaad worden opgewekt?
[27:68]
Er was
ons voorheen reeds mede gedreigd, - ons en onze voorvaderen; dit zijn niets dan
fabelen der ouden!"
[27:69]
Zeg tot
hen: "Reist op aarde en ziet hoe het einde der zondaren was."
[27:70]
En treur
niet om hen, noch wees bezorgd voor hun samenzwering.
[27:71]
En zij
zullen zeggen: "Wanneer zal deze bedreiging worden vervuld als je de
waarheid spreekt?"
[27:72]
Zeg:
"Het
[27:73]
En
waarlijk, uw Heer is goedertieren voor de mensen maar de meesten hunner zijn
ondankbaar.
[27:74]
En zeker
uw Heer weet alles wat hun hart verbergt en wat het openbaart.
[27:75]
En er is
niets in de hemelen of op aarde verborgen, of het staat in een duidelijk boek
opgeschreven.
[27:76]
Waarlijk
deze Koran legt aan de kinderen van Israël veel uit van hetgeen waaromtrent zij
verschillen.
[27:77]
En
voorwaar, het is richtsnoer en barmhartigheid voor de gelovigen.
[27:78]
En
voorwaar uw Heer zal over hen beslissen door Zijn gebod en Hij is de
Almachtige, de Alwetende.
[27:79]
Stel dan
uw vertrouwen in God; voorzeker gij bezit de duidelijke Waarheid.
[27:80]
Waarlijk,
je kunt de doden, noch de doven de oproep doen horen als Zij zich verwijderen.
[27:81]
Noch kun
je de blindeen van hun dwaling afleiden. Je kunt alleen hen doen horen die in
Onze tekenen willen geloven en zich onderwerpen.
[27:82]
En
wanneer het Woord voor hun bewaarheid wordt, zullen Wij een dier uit de aarde te
voorschijn brengen dat hen zal verwonden, omdat de mensen niet in Onze tekenen
geloven.
[27:83]
En op de
Dag waarop Wij van elk volk degenen zullen verzamelen die Onze tekenen
loochenden, zullen zij in groepen worden bijeengehouden,
[27:84]
Wanneer zij
komen, zal Hij zeggen: "Heb je Onze tekenen geloochend voordat je deze
trachtte te begrijpen of wat deed je?"
[27:85]
En het
oordeel zal op hen vallen wegens hun ongerechtigheid en zij zullen niet kunnen
spreken.
[27:86]
Hebben
zij niet gezien dat Wij de nacht hebben ingesteld opdat zij er in mogen rusten,
en de dag om licht te geven. Daarin zijn voorwaar tekenen voor een volk dat
gelooft.
[27:87]
En de
Dag, waarop de bazuin zal worden geblazen, zullen zij (allen) die in de hemelen
en ook zij die op aarde zijn, schrikken, behalve degenen die God wil (sparen).
En allen zullen nederig tot Hem komen.
[27:88]
En je
ziet de
[27:89]
Wie een
goede daad doet, zal een betere beloning hebben dan deze en zij zullen op die
Dag veilig zijn voor schrik.
[27:90]
Maar zij
die een slechte daad begaan, zullen op hun aangezicht in het Vuur worden
nedergeworpen. "Gij wordt slechts beloond voor hetgeen je hebt
gedaan."
[27:91]
Zeg:
"Het is mij geboden alleen de Heer dezer stad die Hij heilig heeft
verklaard te aanbidden, en aan Hem behoren alle dingen, en het is mij geboden tot
de Moslims te behoren
[27:92]
En de
Koran te verkondigen.’’ Wie daarom leiding volgt, volgt haar ten eigen bate. En
zeg tegen hem die dwaalt: "Ik ben slechts een waarschuwer."
[27:93]
En zeg:
"Alle eer behoort aan God, Hij zal u Zijn tekenen tonen en je zult ze
kennen." En uw Heer is niet onachtzaam omtrent hetgeen je doet.
De vertelling
In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.
[28:1]
Taa Sien
Miem.
[28:2]
Dit zijn
de verzen van het duidelijke Boek.
[28:3]
Wij
dragen u het verhaal van Mozes en de farao voor, in waarheid, ten bate van een
volk dat wil geloven.
[28:4]
Waarlijk,
de farao handelde aanmatigend in het land en deed het volk er van in partijen
scheiden; van een groep die hij als zwak beschouwde doodde hij de zonen en
spaarde de vrouwen. Zeker, hij behoorde tot de onheilstichters.
[28:5]
En Wij
wensten hun die op aarde als zwak beschouwd werden een gunst te bewijzen door
hen tot erfgenamen en leiders te maken.
[28:6]
En hen
te vestigen op aarde; om de farao en Hamaan en hun scharen datgene te tonen
waarvoor zij vreesden.
[28:7]
En Wij
openbaarden aan de moeder van Mozes: "Zoog hem; en indien je voor hem
vreest, werp hem dan in de rivier en vrees noch treur; want Wij zullen hem aan
u teruggeven en zullen hem tot een boodschapper maken."
[28:8]
En de
farao’s familie nam hem op zodat hij voor hen een vijand en een smart zou
worden; want de farao en Hamaan en hun scharen waren boosdoeners.
[28:9]
En de
farao’s vrouw zeide: "(Dit kind is) een troost voor de ogen voor u en voor
mij. Dood hem niet. Hij
[28:10]
En het
hart der moeder van Mozes werd vrij (van angst). Zij had het bijna onthuld als Wij
haar hart niet gesterkt hadden om tot de gelovigen te behoren.
[28:11]
En zij
zeide tot zijn zuster: "Ga hem achterna." Zij sloeg hem van verre
gade en de anderen bemerkten het niet.
[28:12]
En Wij
hadden hem de minnen voordien verboden. Daarom zeide zij (zijn zuster):
"Zal ik u een familie noemen die hem voor u zal grootbrengen en die voor
hem welwillend zal zijn?"
[28:13]
Zo gaven
Wij hem aan zijn moeder terug opdat haar oog getroost mocht worden en opdat zij
niet behoefde te treuren en opdat zij mocht weten dat de belofte van God waar
is. Maar de meeste mensen kennen (de Waarheid) niet.
[28:14]
En toen
hij volwassen werd en zijn volle kracht had bereikt, gaven wij hem wijsheid en
kennis; zo belonen Wij hen die goed doen.
[28:15]
En hij
ging de stad binnen op een tijdstip waarop de bewoners achteloos waren, en hij
vond er twee vechtende mannen, de ene van zijn eigen volk en de andere van zijn
vijanden. En hij die van zijn volk was zocht hulp tegen hem die tot zijn
vijanden behoorde. Daarom stompte Mozes hem zodat deze stierf. Hij zeide:
"Dit is Satan’s werk, en deze is inderdaad een vijand en openbare
verleider."
[28:16]
Hij
zeide: "Mijn Heer, ik heb mijn eigen ziel onrecht gedaan, bescherm
mij." Daarom vergaf Hij hem; want Hij is de Vergevensgezinde, de
Genadevolle.
[28:17]
Hij
zeide: "Mijn Heer, door de gunsten die Gij mij hebt bewezen zal ik nooit
de schuldigen ondersteunen."
[28:18]
En in de
morgen was hij in de stad, vrezend, op zijn hoede; en ziet! hij, die de vorige
dag zign hulp had gezocht riep wederom tot hem om hulp. Mozes zeide tot hem:
"Gij zijt voorzeker stellig een dwalende."
[28:19]
En toen
hij hem wilde grijpen die een vijand van beiden was, zeide deze: "O Mozes,
wilt je mij ook doden, zoals je gisteren een man gedood hebt? Je wenst slechts
een geweldenaar te worden in het land en wilt geen vredestichter zijn."
[28:20]
En er
kwam een man aangehold van het andere einde der stad, zeggende: "O Mozes,
waarlijk, de leiders beraadslagen om u te doden. Ga daarom weg, ik ben u
welgezind."
[28:21]
Daarop
ging hij heen, vrezende en op zijn hoede. Hij bad: "Mijn Heer, verlos mij
van het kwaadaardige volk."
[28:22]
En toen
hij zijn gezicht naar Midian keerde, zeide hij: "Ik hoop dat mijn Heer mij
naar de rechte weg zal
[28:23]
En toen
hij bij de bron van Midian aankwam, vond hij daar een groep mannen die hun vee
drenkten. En hij vond naast hen twee vrouwen die (haar kudden) terughielden.
Mozes zeide tot haar: "Wat scheelt u?" Zij antwoordden: "Wij
kunnen niet drenken, totdat de herders hun kudden terugnemen want onze vader is
een zeer oude man."
[28:24]
Daarop
drenkte hij voor haar. Daarna ging hij opzij in de schaduw, en zeide:
"Mijn Heer, ik heb behoefte aan wat Gij mij voor goeds moogt
nederzenden."
[28:25]
En een der
twee vrouwen kwam verlegen naar hem toelopen. Zij zeide: "Mijn vader roept
u opdat hij u moge belonen omdat je voor ons gedrenkt hebt." Dan, toen hij
tot hem kwam en hem het verhaal vertelde, zei hij: "Vrees niet, je bent
een onrechtvaardig volk ontvlucht."
[28:26]
Een der
twee vrouwen zeide: "O, mijn vader neem hem in dienst, want de beste man
die je kunt huren is hij, die sterk, vertrouwenswaardig is."
[28:27]
En hij
zeide: "Ik zou u een dezer twee dochters van mij uithuwen, mits je acht
jaren voor mij werkt. En als je er tien voltooit dan zou dit uit uw vrije wil
geschieden. En ik zal u geen moeilijkheden opleggen; je zult vinden, als God
het wil, dat ik tot de rechtvaardigen behoor."
[28:28]
Mozes
antwoordde: "Dat is een overeenkomst tussen u en mij. Welke van de twee
termijnen ik ook vervul, er zal mij geen onrecht worden aangedaan; en God is
Getuige van hetgeen wij zeggen."
[28:29]
Toen
Mozes de termijn had voltooid, en met zijn familie op reis ging, bemerkte hij
een vuur in de richting van de berg Sinaï. Hij zeide tot zijn familie:
"Wacht hier, ik zie een vuur, misschien
[28:30]
En toen
hij er bij kwam werd hij door een stem van de rechterzijde van het dal
geroepen, op de heilige plaats van uit de boom: "O Mozes, voorwaar, Ik ben
God, de Heer der Werelden.
[28:31]
Werp uw
staf neder." En toen hij hem zag bewegen als een slang, vluchtte hij en
keerde niet om. "O Mozes, kom en vrees niet, want je behoort tot hen die
veilig zijn."
[28:32]
Steek uw
hand in uw boezem; zij zal zonder ziekte wit te voorschijn komen - en wees niet
bang voor gevaar - dit zijn twee tekenen van uw Heer aan de farao en zijn
leiders. Waarlijk, zij zijn een opstandig volk.
[28:33]
Hij
(Mozes) zeide: "Mijn Heer, ik doodde een man onder hen, en ik vrees dat
zij mij nu zullen doden.
[28:34]
Maar
mijn broeder Aäron is beter bespraakt dan ik, zend hem daarom met mij als
helper, opdat hij moge getuigen van mijn waarheid, want ik vrees dat zij mij
zullen verloochenen."
[28:35]
God
zeide: "Wij zullen uw arm door uw broeder versterken en Wij zullen u
beiden macht geven zodat zij u niet zullen kunnen bereiken. Door Onze tekenen
zult gij beiden en zij die u volgen overwinnaars worden."
[28:36]
En toen
Mozes met Onze duidelijke tekenen tot hen kwam, zeiden zij: "Dit is niets
dan verzonnen tovenarij, en wij hoorden nooit van iets dergelijks onder onze
voorvaderen."
[28:37]
Mozes
zeide: "Mijn Heer weet het beste wie de leiding van Hem heeft gebracht en
voor wie de gelukkige beloning van het tehuis zal zijn. Waarlijk, de
onrechtvaardigen zullen nooit slagen."
[28:38]
En de
farao zeide: "O leiders, ik erken geen God voor u naast mij; stook voor
mij een vuur O Hamaan, om stenen van klei te bakken en bouw een toren, opdat ik
moge opklimmen naar de God van Mozes want waarlijk ik beschouw hem als een
leugenaar."
[28:39]
En hij
en zijn legers handelden ten onrechte aanmatigend in het land. En zij dachten,
dat zij nooit naar Ons zouden worden teruggebracht.
[28:40]
Daarom grepen
Wij hem en zijn scharen en wierpen hen midden in de zee. Zie dan hoe slecht het
einde der boosdoeners was.
[28:41]
En Wij
gaven hun leiders die tot het Vuur uitnodigen; en op de Dag der Opstanding
zullen zij niet worden geholpen.
[28:42]
En Wij
deden hen in deze wereld door een vloek achtervolgen, en op de Dag der
Opstanding zullen zij de verachten zijn.
[28:43]
En Wij
gaven het Boek aan Mozes nadat Wij de vroegere geslachten hadden vernietigd als
een duidelijk bewijs voor de mensen en als een leiding en een genade, opdat zij
er lering uit mochten trekken.
[28:44]
En gij
(Mohamed) was niet aan de westelijke kant (van de berg) toen Wij Mozes de
geboden mededeelden, noch was je onder de aanwezigen.
[28:45]
Maar Wij
brachten vele geslachten na Mozes voort en het leven werd voor hen verlengd. En
je was geen bewoner onder het volk van Midian, die Onze tekenen aan hen
voordroeg, maar Wij waren het, Die boodschappers stuurden.
[28:46]
En je
was niet aan de bergkant toen Wij (naar Mozes) riepen. Maar uit barmhartigheid
van uw Heer zijt gij gezonden, opdat je een volk naar hetwelk geen waarschuwer
kwam vóór u moogt waarschuwen opdat zij er lering uit mogen
trekken.
[28:47]
En
indien een ramp over hen zou komen wegens hetgeen zij verdienen, mogen zij niet
meer zeggen: "Onze Heer, waarom zondt Gij ons geen boodschapper, opdat wij
Uwe tekenen hadden kunnen volgen en onder de gelovigen konden zijn?"
[28:48]
Maar
toen de Waarheid van Ons tot hen kwam, zeiden zij: "Waarom is hem niet
hetzelfde gegeven als aan Mozes werd gegeven?" Verwierpen zij datgene
niet, wat Mozes voorheen was gegeven? Zij zeiden: "Twee tovenaars die
elkander ondersteunen." En dezen zeggen: "Wij geloven in beiden
niet."
[28:49]
Zeg:
"Brengt dan een Boek van God dat een betere leiding geeft dan dit, ik zal
dat volgen, indien je waarachtig bent."
[28:50]
Maar als
zij u niet antwoorden, weet dan dat zij slechts hun eigen begeerten volgen. En
wie dwaalt meer dan hij die zijn eigen neigingen volgt zonder de leiding van
God? Voorwaar, God leidt de onrechtvaardige mensen niet.
[28:51]
En Wij
hebben inderdaad het Woord voortdurend aan hen nedergezonden opdat zij er
lering uit mogen trekken.
[28:52]
Zij aan
wie Wij het Boek voordien gaven, geloven er in.
[28:53]
En als
het aan hen is voorgedragen, zeggen zij: "Wij geloven er in. Voorwaar, het
is de Waarheid van onze Heer. Inderdaad, wij hadden ons zelf reeds
onderworpen."
[28:54]
Hun
beloning zal hun tweemaal worden gegeven want zij zijn standvastig geweest en
omdat zij het kwade met het goede weren, en mededelen van hetgeen waarmee Wij
hen hebben voorzien.
[28:55]
Wanneer
zij ijdele gesprekken horen, wenden zij zich er van af en zeggen: "Aan ons
onze werken en aan u uw werken. Vrede zij met u. Wij zoeken de onwetenden
niet."
[28:56]
Waarlijk,
je zult hen die je wilt niet kunnen leiden, maar God leidt wie Hij wil; en Hij
kent hen het beste die geleid willen worden.
[28:57]
En zij
(de bewoners van Mekka) zeggen: "Als wij de leiding met u zouden volgen,
zouden wij van ons land worden weggevoerd." Hebben Wij voor hen geen
veilig heiligdom opgericht waarheen allerlei vruchten worden gebracht als een
voorziening van Ons? Maar de meesten onder hen begrijpen het niet."
[28:58]
En
hoeveel steden hebben Wij niet vernietigd die trots waren op hun middelen van
bestaan! En ginds waren hun woonplaatsen die tot op enkele na niet meer bewoond
zijn geworden. En Wij zijn het Die de erfgenamen werden.
[28:59]
En uw
Heer is niet zo, dat Hij steden vernietigt, voordat Hij in de hoofdstad een
boodschapper heeft verwekt die hun Ons woord verkondigt; noch verwoesten Wij
steden tenzij de bewoners er van onrechtvaardig zijn.
[28:60]
En wat u
gegeven is dient slechts als middel van bestaan voor het tegenwoordige leven en
ter versiering er van; en hetgeen bij God is, is beter en van langere duur. Wil
je dit niet begrijpen?
[28:61]
Staat
hij aan wie Wij een goede belofte hebben gedaan, die hij (vervuld) zal zien,
gelijk met degenen, die Wij van de goederen dezer wereld hebben gegeven en zal
hij dan op de Dag der Opstanding naar de hel worden gebracht?
[28:62]
En op
die Dag zal God hen roepen en zeggen: "Waar zijn Mijn deelgenoten die je
beweerde te zijn?"
[28:63]
Zij,
tegen wie het Woord van kracht zal worden, zullen zeggen: "Onze Heer, dit
zijn degenen die wij deden dwalen. Wij deden hen dwalen zoals wij dwaalden. Wij
betuigen onze onschuld
[28:64]
En er
zal worden gezegd: "Roept uw afgoden aan." En zij zullen hen
aanroepen maar deze zullen hen niet horen. Terwijl zij de straf zullen zien.
Hadden zij slechts de leiding gevolgd!
[28:65]
En op
die Dag zal Hij tot hen roepen en zeggen: "Welk antwoord gaf je (aan Onze)
boodschappers?"
[28:66]
Dan
zullen alle uitvluchten op die Dag voor hen duister worden en zij zullen
elkander niet kunnen vragen.
[28:67]
Maar
hij, die berouw heeft, gelooft en goed doet, zal waarschijnlijk tot de
geslaagden behoren.
[28:68]
Uw Heer
schept en kiest wat Hij wil, zij (de afgoden) hebben geen keuze. Glorie zij God
en verheven is Hij boven alles wat zij met Hem vereenzelvigen.
[28:69]
En uw
Heer weet wat hun harten verbergen en wat zij openbaren.
[28:70]
En Hij
is God; er is geen God naast Hem. Aan Hem behoort alle roem in deze wereld en
in het Hiernamaals. Van Hem is het gebod en tot Hem zul je worden
teruggebracht.
[28:71]
Zeg:
"Vertelt mij, als God de nacht over u doet voortduren tot de Dag der
Opstanding, welke God is er naast God die u een licht
[28:72]
Zeg:
"Vertelt mij, als God de dag voor u doet voortduren tot de Dag der
Opstanding welke God is er dan naast God die u een nacht kan brengen waarin je
kunt rusten? Wil je dat niet inzien?"
[28:73]
Het is
door Zijn barmhartigheid dat Hij nacht en dag voor u heeft ingesteld opdat je
er in mag rusten en naar Zijn overvloed mag uitzien, en opdat je dankbaar mag
zijn.
[28:74]
Gedenkt
de dag waarop Hij hen zal oproepen en zeggen: "Waar zijn Mijn mededingers,
die gij u placht te verbeelden?"
[28:75]
En Wij
zullen uit elk volk een getuige nemen en Wij zullen zeggen: "Brengt uw
bewijs." Dan zullen zij weten dat de Waarheid aan God behoort. En hetgeen
zij plachten te verzinnen zal mislukken.
[28:76]
Korach
behoorde voorwaar tot het volk van Mozes, maar hij gedroeg zich aanmatigend
tegenover hen. En Wij hadden hem zoveel schatten gegeven dat zijn sleutels
zeker een last waren geweest voor een groep sterke mannen. Toen zijn volk tot
hem zeide: "Poch niet, want God houdt niet van degenen die pochen.
[28:77]
Maar
zoek door hetgeen God u heeft gegeven het tehuis van het Hiernamaals; en
vergeet uw deel aan de wereld niet, en doe goed (aan anderen) zoals God u goed
gedaan heeft; en schep geen wanorde op aarde, want God heeft hen, die onheil
stichten, niet lief."
[28:78]
Hij
antuoordde: "Mij werd het alleen door mijn kennis gegeven." Wist hij
niet dat God vóór hem vele geslachten had vernietigd die
machtiger waren dan hij en groter in aantal? En de schuldigen worden niet
gevraagd omtrent hun zonden.
[28:79]
Hij
bleef verschijnen voor zijn volk met pracht en praal. Zij, die het leven dezer
wereld wensten, zeiden: "O, ware ons hetzelfde gegeven als Korach.
Waarlijk, hij is bezitter van een groot fortuin."
[28:80]
Maar
zij, aan wie kennis was gegeven, zeiden: "Wee u, de beloning van God is
beter voor degenen die geloven en goede werken doen; en het zal niemand worden
geschonken behalve hun die geduldig zijn."
[28:81]
Dan
deden Wij hem en zijn huis in de aarde verzinken; en hij had geen partij om hem
tegen God te helpen noch kon hij zich verdedigen.
[28:82]
En zij, die
zijn plaats de vorige dag hadden begeerd, begonnen (de volgende dag) te zeggen:
"O wee, God vergroot en verkleint de voorziening voor wie Hij wil van Zijn
dienaren. Indien God ons niet genadig was geweest zou Hij ons ook in de aarde
hebben doen verzinken. Wee, de ondankbaren slagen nooit."
[28:83]
Daar is
het tehuis van het Hiernamaals! Wij geven het degenen die op aarde geen
zelfverheffing wensen, noch wanorde stichten, en het einde is voor de
godvruchtigen.
[28:84]
Zij die
goed doen worden er beter voor beloond, maar zij die kwaad doen, worden slechts
vergolden naar datgene wat zij deden.
[28:85]
Voorwaar,
Hij, Die de verkondiging van de Koran u oplegde, zal u tot de plaats van
terugkeer brengen. Zeg: "Mijn Heer weet het beste wie de ware leiding
heeft gebracht en wie op een openlijk dwaalspoor is."
[28:86]
En je
had niet verwacht dat het Boek (de Koran) aan u zou worden geopenbaard; maar
het is een barmhartigheid van uw Heer; wees daarom nooit een ondersteuner der
ongelovigen.
[28:87]
En laten
zij u niet afwenden van de woorden van God nadat zij tot u zijn nedergezonden;
en roep anderen tot uw Heer, en behoor niet tot de afgodendienaren.
[28:88]
En roep
naast God geen andere God aan. Er is geen God naast Hem. Alles is vergankelijk
behalve Zijn Aangezieht. Aan Hem is de heerschappij en tot Hem zult glg worden
teruggebracht.
De spin
In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.
[29:1]
Alif
Laam Miem.
[29:2]
Denken
de mensen dat zij (met rust) zullen worden gelaten, alleen omdat zij zeggen:
"Wij geloven" zonder dat zij zullen worden beproefd?
[29:3]
Wij
beproefden degenen die vóór hen waren. Daarom zal God ook hen die
waarachtig zijn, onderscheiden en de leugenaars kenbaar maken.
[29:4]
Of
denken zij, die slechte daden doen, dat zij Ons zullen ontsnappen? Hun oordeel
is verkeerd.
[29:5]
Wie de
ontmoeting met God verwacht (wete dat) God’s vastgestelde tijd gewis komt. En
Hij is de Alhorende, de Alwetende.
[29:6]
En wie
streeft, streeft slechts voor zichzelf; want God is onafhankelijk van alle
werelden.
[29:7]
Waarlijk
Wij zullen de fouten dergenen die geloven en goede daden verrichten bedekken en
hun de beste beloning geven voor wat zij deden.
[29:8]
En Wij
hebben de mens geboden zijn ouders goed te doen; en indien zij trachten u er
toe te brengen dat je iets met Mij vereenzelvigt waarvan je geen kennis hebt,
gehoorzaam hen dan niet. Tot Mij is uw terugkeer, en Ik zal u vertellen wat je
deedt.
[29:9]
En zij
die geloven en goede werken doen, hen zullen Wij zeker onder de rechtevaardigen
toelaten.
[29:10]
Onder de
mensen zijn er die zeggen: "Wij geloven in God", maar als zij
vervolgd worden om God’s zaak, zien zij de vervolging van de mens als een straf
van God. Maar als hulp van uw Heer komt, zeggen zij: "Voorzeker, wij waren
met U." Weet God niet het best wat in het innerlijk aller schepselen is?
[29:11]
God zal
de gelovigen zeker onderscheiden en Hij zal de huichelaars gewis kenbaar maken.
[29:12]
En de
ongelovigen zeggen tot de gelovigen: "Volgt onze weg, wij zullen uw zonden
dragen." Doch zij kunnen niets van hun zonden dragen. Zij zijn zeker
leugenaars.
[29:13]
Voorzeker
zij zullen hun eigen last dragen en andere last buiten hun eigen last. En
waarlijk zij zullen op de Dag der Opstanding worden ondervraagd over hetgeen
zij plachten te verzinnen.
[29:14]
Voorwaar,
Wij zonden Noach tot zijn volk, en hij verbleef onder hen duizend jaar op
vijftig jaar na. En de zondvloed achterhaalde hen terwijl zij onrechtvaardig
waren.
[29:15]
Maar Wij
redden hem en de deelgenoten der ark, en Wij maakten dit tot een teken voor
alle volkeren.
[29:16]
En Wij
zonden Abraham, en hij zeide tot zijn volk: "Aanbid God en vrees Hem. Dat
zal voor u het beste zijn indien je het begrijpt."
[29:17]
Je
aanbidt naast God slechts afgoden en je verzint leugens. Zij die je naast God aanbidt
hebben geen macht over uw onderhoud. Zoekt daarom levensonderhoud van God en
aanbidt Hem en weest Hem dankbaar want tot Hem zult je worden teruggebracht.
[29:18]
En als
je verloochent, andere geslachten vóór u verloochenden ook. En op
de boodschapper rust slechts de duidelijke overbrenging (van de boodschap).
[29:19]
Zien zij
niet hoe God de schepping verwekt, en daarna herhaalt? Dat is zeker gemakkelijk
voor God.
[29:20]
Zeg:
"Trek op aarde rond en zie hoe God de schepping begint en daarna de latere
schepping verwekt." Waarlijk, God heeft macht over alle dingen.
[29:21]
Hij
straft wie Hij wil en Hij toont barmhartigheid aan wie Hem behaagt en tot Hem
zult je worden teruggebracht.
[29:22]
Nimmer
kunt je de plannen van God in de hemel of op aarde verijdelen; noch heb je een
enkele vriend of helper naast God."
[29:23]
Zij, die
in de tekenen van God en de ontmoeting met Hem niet geloven, wanhopen aan Zijn
barmhartigheid; dezen zullen een smartelijke straf ontvangen.
[29:24]
Het
antwoord van zijn volk was slechts: "Doodt of verbrandt hem." Maar
God redde hem van het vuur. Daarin zijn zeker tekenen voor een volk dat wil
geloven.
[29:25]
Hij
(Abraham) zeide: "Je hebt naast God slechts afgoden voor u gekozen
terwille van vriendschap onder elkander in het tegenwoordige leven. Doch op de
Dag der Opstanding zult je elkander verwerpen, en elkander vervloeken. En uw
tehuis zal het Vuur zijn; en je zult geen helper hebben."
[29:26]
En Lot
geloofde in hem. Abraham zeide: "Ik vlucht naar mijn Heer; want Hij is de
Almachtige, de Alwijze."
[29:27]
En Wij
gaven hem Izaak en Jacob, en Wij plaatsten het profetenambt en het Boek onder
zijn nageslacht, en Wij gaven hem zijn beloning in dit leven en in het
Hiernamaals zal hij zeker tot de rechtvaardigen behoren.
[29:28]
En toen
Lot tot zijn volk zeide: "Jullie verrichten een gruweldaad die niemand
onder het mensdom ooit vóór u heeft begaan.
[29:29]
Nader je
mannen met wellust en roof je op de weg, en bega je zelfs gruweldaden in uw
bijeenkomsten?" Maar het antwoord van zijn volk was niet anders dan dat
zij zeiden: "Breng de straf van God over ons als je de waarheid
spreekt."
[29:30]
Hij
(Lot) zeide: "Help mij mijn Heer, tegen het volk dat onheil sticht."
[29:31]
En toen
onze boodschappers Abraham het nieuws brachten, zeiden zij: "Wij willen
het volk dezer stad vernietigen; want haar inwoners zijn
onrechtvaardigen."
[29:32]
Hij
zeide: "Maar Lot is daar." Zij zeiden: "Wij weten wel wie daar
woont. Wij zullen hem en zijn familie sparen, behalve zijn vrouw, die achter
zal blijven."
[29:33]
En toen
Onze boodschappers tot
[29:34]
Wij
zullen gewis een straf van de hemel op de bewoners dezer stad nederzenden,
wegens hun overtredingen."
[29:35]
En Wij lieten
hier een duidelijk teken achter voor een volk, dat begrijpt.
[29:36]
En tot
Midian, (zonden Wij) hun broeder Shoaib, die zeide: "O mijn volk, dien God
en vrees de laatste dag en wandel niet op aarde onheil stichtende."
[29:37]
Maar zij
verloochenden hem. Daarom overviel hen een hevige aardbeving en zij lagen in
hun huizen plat tegen de grond.
[29:38]
En (Wij
vernietigden) ook de Aad en de Samoed; en dit kun je aan hun woonplaatsen
duidelijk zien. Satan deed hun daden hun goed voorkomen, en weerhield hen van
het pad ofschoon zij het duidelijk konden zien.
[29:39]
Wij
vernietigden eveneens Korach en Pharao en Hamaan. Mozes kwam tot hen met
duidelijke tekenen, maar zij handelden hoogmoedig op aarde; toch konden zij Ons
niet ontsnappen.
[29:40]
Zo
grepen Wij iedereen om zijn zonden en onder hen waren er, die een rukwind
achterhaalde, en onder hen waren er die de aardbeving overviel, en onder hen
waren er die Wij in de aarde deden verzinken, en onder hen waren er die Wij
deden verdrinken. God was het niet, die hen onrecht aandeed, maar zij handelden
onrechtvaardig jegens zichzelf.
[29:41]
De
gelijkenis van hen, die helpers verkiezen naast God, is als de gelijkenis van
de spin die zich een huis maakt: en het zwakste der huizen is zeker het huis
van de spin, als zij het slechts wisten!
[29:42]
Voorwaar,
God weet wat zij naast Hem aanroepen: en Hij is de Almachtige, de Alwijze.
[29:43]
En dit
zijn gelijkenissen die Wij voor de mensen geven, maar alleen zij die kennis
bezitten begrijpen ze.
[29:44]
God
schiep de hemelen en de aarde in waarheid Daarin is zeker een teken voor hen
die willen geloven.
[29:45]
Verkondig
hetgeen u in het Boek is geopenbaard, en onderhoud uw gebed. Voorwaar, het
gebed weerhoudt van ondeugd en kwaad. En God gedachtig te zijn is inderdaad het
hoogste. God weet wat je doet.