Part 21
[29:46]
En twist
met de mensen van het Boek slechts op de goede wijze; doch zeg tegen de
onrechtvaardigen: "Wij geloven in hetgeen ons is geopenbaard en hetgeen u
is geopenbaard; en onze God en uw God is Eén; en aan Hem onderwerpen wij
ons."
[29:47]
En aldus
hebben Wij u het Boek nedergezonden en zij wie Wij het Boek hebben gegeven
geloven daarin; en ook onder de (Mekkanen) zijn er die er in geloven. En het
zijn alleen de ondankbaren die Onze tekenen verwerpen.
[29:48]
En
voordien placht je geen boek te lezen, noch met uw rechter hand te schrijven
anders zouden de leugenaars aan de (echtheid) ervan hebben kunnen twijfelen.
[29:49]
Neen,
het zijn duidelijke tekonen in het hart van hen aan wie kennis is gegeven. En
alleen de onrechtvaardigen verwerpen Onze tekenen.
[29:50]
Toch
zeggen zij: "Waarom zijn hem geen tekenen van zijn Heer
nedergezonden?" Zeg: "De tekenen zijn bij God alleen, en ik ben
slechts een duidelijke waarschuwer."
[29:51]
Is het
niet genoeg voor hen dat Wij u het Boek hebben geopenbaard dat aan hen wordt
voorgelezen? Voorwaar, hierin is barmhartigheid en aanzien voor een volk dat
gelooft.
[29:52]
Zeg,
"God is voldoende als Getuige tussen u en mij. Hij weet alles wat in de
hemelen en op aarde is. Zij die in de leugen geloven en God verwerpen zijn de
verliezers."
[29:53]
Zij
vragen u de straf te verhaasten; en indien er geen termijn was genoemd zou de
straf reeds over hen zijn gekomen; toch zal deze hen zeker onverwachts
overvallen terwijl zij het niet voorzien.
[29:54]
Zij
vragen u de straf te verhaasten; maar waarlijk de hel zal de ongelovigen
omringen.
[29:55]
Op de
Dag waarop de straf hen zal overweldigen van boven en van onder hun voeten, zal
Hij zeggen: "Ondergaat wat je hebt bedreven."
[29:56]
O Mijn
gelovige dienaren Mijn aarde is uitgestrekt, aanbidt derhalve Mij alleen.
[29:57]
Elk mens
moet de dood ondergaan, daarna zul je tot Ons worden teruggebracht.
[29:58]
Zij, die
geloven en goede werken doen, hen zullen Wij zeker huisvesten in verheven
woningen van het paradijs waarin rivieren stromen. Zij zullen er in vertoeven.
Hoe voortreffelijk is de beloning dergenen die goed doen.
[29:59]
Die
standvastig zijn, en hun vertrauwen in hun Heer stellen.
[29:60]
En
hoeveel dieren zijn er die hun eigen onderhoud niet meedragen! God zorgt voor
hen en voor u, en Hij is de Alhorende, de Alwetende.
[29:61]
En als
je hen vraagt: "Wie heeft de hemelen en de aarde geschapen, en de zon en
de maan in dienst gesteld?" zullen zij gewis zeggen, "God". Hoe
worden zij dan (van het goede pad) afgewend?
[29:62]
God
vergroot en bekrimpt het levensonderhoud voor wie Hij wil van Zijn dienaren.
Voorzeker, God heeft kennis van alle dingen.
[29:63]
En als je
hun vraagt: "Wie zendt water uit de hemel neder en geeft er leven door aan
de aarde na haar dood?", zullen zij gewis zeggen: "God". Zeg:
"Alle roem behoort aan God." Maar de meesten hunner begrijpen het
niet.
[29:64]
Het
tegenwoordige leven is niets dan een leeg vermaak en een spel, maar het tehuis
van het Hiernamaals, dat is het werkelijke Leven, als zij dit slechts konden
begrijpen!
[29:65]
En
wanneer zij aan boord van een schip gaan, roepen zij God aan, oprecht zijnde in
gehoorzaamheid aan Hem. Maar wanneer Hij hen veilig aan wal brengt, zie, zij
schrijven deelgenoten aan Hem toe.
[29:66]
Zodat
zij datgene, wat Wij hun hebben geschonken verloochenen en zich vermaken. Maar
zij zullen het weldra te weten komen.
[29:67]
Hebben
zij niet gezien, dat Wij een veilig Heiligdom (Makka) hebben gemaakt, terwijl
overal om hen heen mensen worden weggerukt? Geloven zij dan aan een leugen en
ontkennen zij de gunsten van God?
[29:68]
En wie
is onrechtvaardiger dan hij, die een leugen verzint over God, of de Waarheid verloochent
wanneer zij tot hem komt? Is er geen woning in de hel voor de ongelovigen?
[29:69]
En zij,
die naar Ons streven, - Wij zullen hen zeker op Onze wegen
De Romeinen
In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.
[30:1]
Alif
Laam Miem.
[30:2]
De
Romeinen zijn verslagen
[30:3]
In het
nabijzijnde land, maar zij zullen na hun nederlaag zeker overwinnen,
[30:4]
Binnen
een negental jaren - van God is het gebod daarvóór en daarna - en
op die Dag zullen de gelovigen zich verheugen
[30:5]
In de
hulp van God, Hij helpt wie Hij wil; en Hij is de Almachtige, de Genadige.
[30:6]
(Dit is)
God’s Belofte; God breekt zijn Belofte niet, maar de meeste mensen beseffen dit
niet;
[30:7]
Zij
kennen slechts de schijn van het wereldse leven, en zij zijn zorgeloos over het
Hiernamaals.
[30:8]
Hebben
zij over zichzelf niet nagedacht? God heeft de hemelen en de aarde en alles wat
daartussen is niet geschapen, dan in waarheid en voor een vastgestelde tijd.
Toch geloven velen onder de mensen niet in de ontmoeting met hun Heer.
[30:9]
Hebben
zij niet op aarde gereisd, zodat zij mochten zien hoe het einde was van degenen
die vóór hen waren? Zij waren sterker in macht dan dezen, zij
maakten het land vruchtbaar en bebouwden het, meer dan dezen het deden. En hun
boodschappers kwamen tot hen met duidelijke tekenen. En God was het niet Die
hun onrecht aandeed, maar zij waren het die hun eigen ziel onrecht aandeden.
[30:10]
Dan was
het einde bitter voor hen die kwaad deden, omdat zij de tekenen van God
loochenden, en er over spotten.
[30:11]
God
brengt de schepping teweeg; dan herhaalt Hij haar; daarna zult gij tot Hem
worden teruggebracht.
[30:12]
En de
Dag, waarop het Uur zal komen, zullen de schuldigen wanhopig worden.
[30:13]
Geen
hunner afgoden zal voor hen een bemiddelaar zijn; en zij zullen hun afgoderij
verwerpen.
[30:14]
Op de
Dag, waarop het Uur zal komen, zullen zij worden gescheiden.
[30:15]
Dan zullen
zij die geloven en goede werken verrichtten in een tuin gelukkig worden.
[30:16]
Maar zij
die niet geloofden en Onze tekenen en de ontmoeting in het Hiernamaals
verwierpen, zullen voor straf te staan komen.
[30:17]
Glorie
zij God, wanneer gij de avond ingaat en wanneer gij de ochtend ingaat -
[30:18]
En aan
Hem behoort alle roem in de hemelen en op aarde - bij nacht en des daags.
[30:19]
Hij
brengt de levenden uit de doden voort en Hij brengt de doden uit de levenden
voort; en Hij geeft de aarde leven na haar dood, en evenzo zult gij worden
voortgebracht.
[30:20]
En tot
Zijn tekenen behoort, dat Hij u uit stof schiep; en ziet! gij zijt mensen die
zich kunnen verspreiden.
[30:21]
En dit
is onder Zijn tekenen, dat Hij uit uw midden echtgenoten voor u schiep, opdat
gij er rust in moogt vinden, en Hij heeft liefde en tederheid onder u
geplaatst. Daarin zijn zeker tekenen voor een volk, dat nadenkt.
[30:22]
En tot
Zijn tekenen behoort ook de schepping der hemelen en der aarde, en de
verscheidenheid van uw talen en (huids) - kleuren. En dit zijn voorzeker
tekenen voor degenen, die willen begrijpen.
[30:23]
En tot
Zijn tekenen behoort uw slapen ’s nachts en uw zoeken naar Zijn overvloed
overdag. Daarin zijn zeker tekenen voor een volk, dat luistert.
[30:24]
En tot
Zijn tekenen behoort eveneens dat Hij u de bliksem toont als vrees en hoop. En
dat Hij water uit de hemel nederzendt waarmede hij de aarde doet herleven na
haar dood. Hierin zijn zeker tekenen voor een volk, dat wil begrijpen.
[30:25]
En dit
is onder Zijn tekenen, dat de hemelen en de aarde in stand blijven door Zijn
gebod. Dan, wanneer Hij u eenmaal van de aarde zal roepen, ziet! zult gij gaan.
[30:26]
En aan
Hem behoort een ieder, die in de hemelen en op aarde is; allen zijn Hem
gehoorzaam.
[30:27]
En Hij
is het, Die de schepping voortbrengt en haar daarna herhaalt, dit is
gemakkelijk voor Hem. En voor Hem zijn de verhevenste attributen in de hemelen
en op aarde, en Hij is de Almachtige, de Alwijze.
[30:28]
Hij geeft
een gelijkenis uit uzelf. Hebt gij onder uw ondergeschikten deelgenoten in
hetgeen waarvan Wij u hebben voorzien, zodat gij dienaangaande gelijken wordt
en vreest gij hen, zoals gij elkander vreest? - Zo leggen Wij de tekenen uit
aan een volk dat begrijpt.
[30:29]
Neen, de
onrechtvaardigen volgen hun eigen neigingen zonder enige kennis. En wie
[30:30]
Daarom,
richt uw aangezicht oprecht tot de (ware) godsdienst, overeenkomstig de natuur
naar welke God de mensen heeft geschapen. - De schepping van God kent geen
verandering. - Dat is het ware geloof. Maar de meeste mensen weten het niet. -
[30:31]
U tot
Hem bekerende, vreest Hem en leeft het gebed na, en behoort niet tot de afgodendienaren.
[30:32]
Noch tot
degenen die hun godsdienst verdelen en secten vormen, terwijl elke partij zich
verheugt in wat zij heeft.
[30:33]
En als
een ramp over de mensen komt roepen zij hun Heer aan, zich tot Hem bekerende;
en als Hij hen van Zijn barmhartigheid heeft doen smaken, ziet! dan schrijft
een gedeelte hunner aan hun Heer medegoden toe.
[30:34]
Zodat
zij ondankbaar worden voor hetgeen Wij hun hebben geschonken. Vermaakt u dan
voor een wijle, maar gij zult het weldra te weten komen.
[30:35]
Hebben
Wij enig gezag tot hen nedergezonden, dat spreekt over hetgeen zij met Hem
vereenzelvigen?
[30:36]
En
wanneer Wij de mensen barmhartigheid doen smaken, verheugen zij zich daarin;
maar als een kwaad hen overkomt door hun eigen werken, ziet! dan wanhopen zij.
[30:37]
Hebben
zij niet ingezien, dat God de voorziening vergroot en bekrimpt voor wie Hij
wil? Daarin zijn waarlijk tekenen voor een volk dat wil geloven.
[30:38]
Geeft,
de verwanten, de behoeftigen, de reiziger wat hun toekomt. Dat is het beste voor
degenen die het Aangezicht van God zoeken, dezen zijn het die zullen slagen.
[30:39]
Wat gij
ook uitleent met rente opdat het moge toenemen door hetgeen andere (mensen)
bezitten; het neemt niet toe bij God; maar wat gij in Zakaat geeft, God’s
welbehagen zoekend, dezen zullen hun bezit vermeerderd zien.
[30:40]
Hij is
God, Die u schept en dan voor u zorgt en daarna doet Hij u sterven en dan zal
Hij u doen herleven. Is er een onder uw afgoden, die iets dergelijks
[30:41]
Verderf
is gekomen over land en zee door hetgeen de handen der mensen hebden gewrocht,
zodat Hij hen een gedeelte van hun daden zou doen smaken, opdat zij zich
bekeren.
[30:42]
Zeg:
"Reist op aarde en ziet hoe het einde was van degenen die voordien waren.
De meesten hunner waren afgodendienaren."
[30:43]
Richt uw
aaneezicht tot de juiste godsdienst, voordat de Dag komt, die door niemand
afgewend
[30:44]
Hij die
verwerpt, zijn ongeloof zal tegen hem zijn, en zij die goede daden verrichten,
bereiden dit voor hun eigen ziel.
[30:45]
Opdat
Hij hen, die geloven en goede werken doen, moge belonen uit Zijn overvloed.
Voorzeker, Hij heeft de ongelovigen niet lief.
[30:46]
En één
onder Zijn tekenen is dat Hij de winden met blijde vooruitzichten zendt, opdat
Hij u Zijn genade moge doen smaken, en opdat de schepen op Zijn gebod mogen
varen, opdat gij moogt zoeken naar Zijn overvloed en opdat gij dankbaar zult
zijn.
[30:47]
Waarlijk,
Wij zonden boodschappers vóór u naar hun volkeren. Zij brachten
hun duidelijke bewijzen. Dan straften Wij degenen die zondigden. En het was
Onze plicht de gelovigen te helpen.
[30:48]
Hij is
God, Die de winden zendt welke de wolken doen oprijzen. Dan verspreidt Hij ze
in de lucht zoals Hij wil, dan hoopt Hij ze laag boven laag op en gij ziet
regen uit hun midden stromen. En wanneer Hij deze doet vallen op wie van Zijn
dienaren Hij wil, ziet! verheugen zij zich.
[30:49]
Ofschoon
zij voordien, voordat hij (de regen) over hen was nedergezonden, vertwijfelden.
[30:50]
Beschouw
daarom de kentekenen van God’s barmhartigheid: hoe Hij de aarde doet herleven
na haar dood. Voorwaar, Dezelfde zal de doden opwekken; Hij heeft macht over
alle dingen.
[30:51]
En
indien Wij een (droge) wind hadden gezonden en zij de aarde zagen geel worden,
zouden zij daarna zeker ondankbaarheid hebben betoond.
[30:52]
En gij
kunt de doden niet doen horen, noch kunt gij de doven de roep doen horen
wanneer zij u hun rug toekeren,
[30:53]
Noch
kunt gij de blinden uit hun dwaling
[30:54]
Het is
God, Die u in een staat van zwakheid schept, dan na de zwakte kracht geeft en
na de kracht (weer) zwakte en ouderdom. Hij schept wat Hij wil. Hij is de
Alwetende, de Almachtige.
[30:55]
De Dag
waarop het Uur zal komen zullen de schuldigen zweren, dat zij slechts een uur
hebben geleefd - zo werden zij bedrogen.
[30:56]
Maar zij
wie wijsheid en geloof was gegeven, zullen zeggen: "Volgens het Boek van
God zijt gij inderdaad tot de Dag der Opstanding gebleven. En dit is de Dag der
Opstanding, maar gij wist het niet."
[30:57]
Daarom zullen
de uitvluchten op die Dag de onrechtvaardigen niet baten; noch zal hun
verontschuldiging worden aangenomen.
[30:58]
Waarlijk,
Wij hebben in deze Koran allerlei gelijkenissen voor de mensen gegeven;
voorzeker, als gij hun een teken brengt, zullen de ongelovigen zeggen:
"Gij zijt slechts leugenaars."
[30:59]
Zo
verzegelt God het hart van hen, die niet willen weten.
[30:60]
Wees
geduldig voorzeker, de Belofte van God is waar; en laat hen die geen zekerheid
hebben u niet doen wankelen.
De Wijzen
In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.
[31:1]
Alif
Laam Miem.
[31:2]
Dit zijn
verzen van het Boek vol van Wijsheid.
[31:3]
Een
leiding en een genade voor de goeden.
[31:4]
Zij, die
het Gebed naleven en de Zakaat betalen, en die in het Hiernamaals vast geloven,
[31:5]
Zij zijn
het, die de leiding van hun Heer volgen, en zij zullen slagen.
[31:6]
En onder
de mensen is iemand die door ijdele praatjes zonder kennis (anderen) van God’s
pad wil doen afdwalen en er mee de spot drijft; voor zulken zal er een vernederende
straf zijn.
[31:7]
En
wanneer Onze woorden aan hem worden voorgedragen, wendt hij zich verachtelijk
af alsof hij ze niet hoorde en zijn oren verstopt waren. Kondig hem daarom een
pijnlijke straf aan.
[31:8]
Voorzeker,
die geloven en goede werken doen, zullen gezegende tuinen hebben,
[31:9]
Waarin
zij zullen vertoeven, zo is God’s Belofte; Hij is de Almachtige, de Alwijze.
[31:10]
Hij
heeft de hemelen geschapen zonder enige voor u zichtbare pilaren en Hij heeft
op aarde hechte bergen gemaakt opdat zij niet beven met u, en Hij heeft er
allerlei dieren over verspreid. Wij hebben water uit de wolken nedergezonden en
hebben allerlei edele soorten daarin (de aarde) doen groeien.
[31:11]
Dit is
de Schepping van God. Toont mij nu wat degenen hebben geschapen die naast Hem
(worden gesteld). Neen, de onrechtvaardigen verkeren klaarblijkelijk in
dwaling.
[31:12]
En Wij
schonken wijsheid aan Loqmaan, zeggende: "Wees God dankbaar, want hij die dankbaar
is, is dankbaar voor zichzelf, en die ondankbaar is: God is Zichzelf-genoeg,
Geprezen.
[31:13]
Toen
Loqmaan tot zijn zoon, terwijl hij hem raad gaf, zeide: "O mijn lieve
zoon, ken geen medegoden aan God toe; afgoderij is inderdaad een grote ongerechtigheid."
[31:14]
Wij
hebhen de mens op het hart gedrukt betreffende zijn ouders, zijn moeder droeg
hem in zwakte op zwakte, en zijn zogen nam twee jaren in beslag. Zeg Mij en uw
ouders dank, tot Mij is de terugkeer.
[31:15]
Maar
indien (uw ouders) trachten u iets met Mij te doen vereenzelvigen, waarvan gij
geen kennis hebt, gehoorzaam hen niet. Doch leef met hen samen in de wereld op
een behoorlijke wijze en volg de weg van hem die zich tot Mij richt. Dan zult
gij tot Mij terugkeren en Ik zal u inlichten over hetgeen gij deedt. -
[31:16]
O mijn
lieve zoon! Al zou het het gewicht van een mosterdzaadje zijn, en al zou het
zich in een rots bevinden of in de hemelen of op aarde, God zal het zeker
openbaar maken. Voorwaar, God is Aldoordringend, Alkennend.
[31:17]
O mijn
lieve zoon, verricht het gebed en beveel het goede aan en verbied het kwade en
verdraag geduldig wat u ook overkome. Dit is een ernstige zaak.
[31:18]
En keer
uw gelaat niet (in verachting) van de mensen af noch wandel in hoogmoed op
aarde; want God heeft de hoogmoedige noch de pocher lief.
[31:19]
En loop
met gewone stap en verzacht uw stem; want de meest onaangename stem is het
gebalk van een ezel."
[31:20]
Hebt gij
niet gezien, dat God alles wat in de hemelen en op aarde is in uw dienst heeft
gesteld en Zijn gunsten rijkelijk aan u heeft geschonken, zowel uiterlijk als
innerlijk? En onder de mensen zijn er, die over God twisten, zonder kennis of
enige leiding of een verlichtend Boek.
[31:21]
En als
er tot hen wordt gezegd: "Volgt hetgeen God heeft geopenbaard,"
zeggen zij: "Neen, wij zullen datgene volgen wat wij onze vaderen zagen
volgen." Zelfs al zou Satan hen tot de straf van het branden hebben
uitgenodigd?
[31:22]
Maar
hij, die zich aan God onderwerpt en het goede doet, heeft inderdaad een sterk
houvast gegrepen. Bij God rust het einde aller dingen.
[31:23]
En zij
die niet geloven, laat hun ongeloof u niet verdrieten. Tot Ons zullen zij
wederkeren en Wij zullen hen inlichten over wat zij deden; God weet heel goed
wat in hun innerlijk is.
[31:24]
Wij
zullen hen voor een poosje zich laten vermaken; daarna zullen Wij hen tot een
strenge straf voortdrijven.
[31:25]
En als
gij hun vraagt: "Wie schiep de hemelen en de aarde?" zullen zij gewis
antwoorden: "God". Zeg: "Alle roem behoort aan God." Maar
de meesten hunner weten het niet.
[31:26]
Aan God
behoort al hetgeen in de hemelen en op aarde is, voorzeker God is
Zichzelf-genoeg, Geprezen.
[31:27]
En als
alle bomen op aarde pennen waren en de oceaan, met nog zeven oceanen aangevuld
(inkt was), de woorden van God zouden niet kunnen worden uitgeput. Voorwaar,
God is Almachtig, Alwijs.
[31:28]
O mensen
uw Schepping en uw Opstanding zijn slechts als die van een enkele ziel.
Voorwaar, God is Alhorend, Alziende.
[31:29]
Hebt gij
niet gezien, dat God de nacht in de dag doet overgaan en de dag in de nacht en
dat hij de zon en de maan in dienst heeft gesteld? Elk loopt voor een
vastgestelde tijd; God is goed op de hoogte van hetgeen gij doet.
[31:30]
Dit is
omdat God de Waarheid en wat zij naast Hem aanroepen vals is, en omdat God de
Verhevene, de Grote is.
[31:31]
Hebt gij
niet gezien, dat de schepen op zee varen door de gunst van God, opdat Hij u
Zijn tekenen moge tonen? Voorzeker daarin zijn tekenen voor een ieder, die
geduldig en dankbaar is.
[31:32]
En wanneer
de golven hen als schaduwen omhullen, roepen zij God oprecht zijnde in
gehoorzaamheid aan; maar wanneer Hij hen veilig aan land brengt, volgen slechts
enigen hunner de rechte weg. En niemand verloochent Onze tekenen behalve de
trouweloze, de ondankbare.
[31:33]
O
mensen, vreest uw Heer, en ducht de Dag waarop geen vader zijn zoon iets zal
baten, noch de zoon zijn vader van enig nut zal kunnen zijn. God’s belofte is
zeker waar. Laat daarom het wereldse leven u niet misleiden, noch laat de
Verleider u omtrent God bedriegen.
[31:34]
Voorwaar,
God alleen bezit de kennis van het Uur. Hij zendt de regen neder en Hij weet
wat zich in de baarmoeder bevindt. Geen ziel weet wat zij morgen zal doen, en
geen ziel weet in welk land zij zal sterven. Voorwaar, God is Alwetend,
Alkennend.
De aanbidding
In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.
[32:1]
Alif
Laam Miem.
[32:2]
De
openbaring van het Boek is zonder twijfel van de Heer der Werelden.
[32:3]
Zeggen
zij: "Hij heeft het verzonnen?" Neen, het is de Waarheid van uw Heer,
opdat gij een volk moogt waarschuwen onder hetwelk vóór u geen
waarschuwer is geweest, opdat zij geleid mogen worden.
[32:4]
God is
het, Die de hemelen en de aarde en hetgeen er tussen is in zes dagen schiep;
daarna zette Hij Zich op de Troon. Gij hebt geen helper of bemiddelaar buiten
Hem. Wilt gij dan geen lering (hieruit) trekken?
[32:5]
Hij
ordent het bestel van de hemel tot de aarde, daarna zal deze tot Hem opstijgen
in een dag, waarvan de duur naar uw berekening duizend jaar is.
[32:6]
Alzo is
de Kenner van het onzichtbare en het zichtbare, de Almachtige, de Genadevolle,
[32:7]
Die de
schepping van alles voltooide. En Hij begon de schepping van de mens uit klei.
[32:8]
Daarna
maakte Hij zijn nageslacht uit een uittreksel van een nietige vloeistof.
[32:9]
Dan
vormde Hij hem en ademde hem van Zijn geest in. En Hij gaf u oren, ogen en
hart. Maar gij betoont weinig dankbaarheid.
[32:10]
En zij
zeggen: "Zullen wij, wanneer wij in de aarde verloren zijn, opnieuw worden
geschapen?" Neen, zij geloven niet in de ontmoeting met hun Heer.
[32:11]
Zeg:
"De doodsengel, aan wie gij toevertrouwd zijt, zal uw ziel nemen; dan zult
gij tot uw Heer worden teruggebracht."
[32:12]
O, kon
gij het slechts zien wanneer de schuldigen hun hoofd zullen buigen voor hun
Heer, zeggende: "Onze Heer, wij hebben gezien en wij hebben gehoord, zend
ons nu terug opdat wij goede werken mogen verrichten; voorzeker wij zijn thans
overtuigd."
[32:13]
Indien
Wij het wilden, zouden Wij aan elke ziel haar leiding kunnen geven, maar Mijn
woord werd bewaarheid: "Ik zal de hel met djinn en mensen allen tezamen
vullen."
[32:14]
Ondergaat
daarom (de straf) omdat gij de ontmoeting van deze Dag vergat. Voorzeker nu hebben
Wij u vergeten. Ondergaat de duurzame straf voor hetgeen gij deedt.
[32:15]
Slechts
zij geloven in Onze tekenen, die, wanneer zij er aan herinnerd worden, zich met
het gelaat ter aarde werpen en hun Heer verheerlijken met de lof die Hem toekomt,
en die niet hoogmoedig zijn.
[32:16]
Zij
verwijderen zich van hun bed, hun Heer in vrees en hoop aanroepende en zij doen
wel met hetgeen Wij hun hebben geschonken.
[32:17]
Maar
niemand weet welke verkwikking der ogen voor hen verborgen is gehouden als
beloning voor wat zij hebben gedaan.
[32:18]
Zou dan
de gelovige gelijk zijn aan hem die ongehoorzaam is? Zij zijn (stellig) niet
gelijk.
[32:19]
Zij, dje
geloven en goede werken doen, zullen Tuinen hebben tot verblijf, als onthaal
voor hetgeen zij deden.
[32:20]
Maar het
tehuis v an de ongehoorzamen zal het Vuur zijn. Telkens wanneer zij er uit
willen komen, zullen zij er weer in worden teruggedreven en hun zal worden
gezegd: "Ondergaat de straf van het Vuur dat ge ontkende."
[32:21]
Wij
zullen hen inderdaad de lichtere straf doen ondergaan vóór de
grotere straf opdat zij zich mogen bekeren.
[32:22]
En wie
is onrechtvaardiger dan hij die door het teken van zijn Heer wordt vermaand en
zich er toch van afwendt? Wij zullen de schuldigen beslist straffen.
[32:23]
Voorzeker,
Wij gaven Mozes het Boek - twijfel dus niet aan de ontmoeting met Hem - en Wij
maakten dit tot een richtsnoer voor de kinderen van Israël.
[32:24]
En Wij
stelden leiders uit hun midden aan, die het volk door Ons gebod leidden, zolang
zij standvastig waren en in Onze woorden een hecht geloof hadden.
[32:25]
Voorwaar,
uw Heer zal op de Dag der Opstanding onder hen richten over hetgeen waaromtrent
zij onderling verschillen.
[32:26]
Komen
zij niet tot inzicht (door het feit) dat Wij zovele geslachten
vóór hen hebben vernietigd in wier woonplaatsen zij nu rondlopen?
Daarin zijn zeker tekenen. Willen zij dan niet luisteren?
[32:27]
Hebben
zij niet gezien dat Wij het water naar het droge land voeren en daardoor
oogsten voortbrengen waarvan zij en hun vee eten? Willen zij dan niet inzien?
[32:28]
En zij
(de ongelovigen) zeggen: "Wanneer zal deze beslissing plaats vinden als
gij de waarheid spreekt?"
[32:29]
Zeg:
"Op de Dag der Beslissing zal het geloof der ongelovigen hen niet baten, noch
zal hun uitstel worden verleend."
[32:30]
Wend u
daarom van hen af, en wacht; voorzeker zij wachten ook.
De confreres
In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.
[33:1]
O
Profeet, zoek bescherming bij God en gehoorzaam de ongelovigen en de huichelaars
niet. God is Alwetend, Alwijs.
[33:2]
Volg
hetgeen u is geopenbaard van uw Heer. Voorwaar, God is goed op de hoogte van
alles wat gij doet.
[33:3]
En stel
uw vertrouwen in God, want God is als beschermer voldoende.
[33:4]
God
heeft voor geen man twee harten in zijn binnenste gemaakt, noch heeft Hij uw
vrouwen van wie gij wegblijft door haar moeder te noemen, tot uw moeders
gemaakt, noch heeft Hij uw aangenomen zonen tot uw (werkelijke) zonen gemaakt.
Dat is slechts een woord dat men uit, maar God spreekt de waarheid, en Hij
wijst de weg.
[33:5]
Noemt
hen bij hun vaders naam dat is billijker in de ogen van God. Maar als gij hun
vader niet kent, dan zijn zij uw broeders in het geloof en uw vrienden, en er
is geen zonde voor u in datgene waarin gij u vergist, maar wel in hetgeen uw
hart zich heeft voorgenomen. God is Vergevensgezind, Genadevol.
[33:6]
De
Profeet is dichter bij de gelovigen dan zij zelven, en zijn vrouwen zijn hun
moeders. En bloedverwanten zijn nader bij elkander volgens het Boek van God,
dan de gelovigen en de Mohadjirien tenzij gij uw vrienden een gunst bewijst.
Dit is in het Boek neergeschreven.
[33:7]
En toen
Wij met de profeten een verbond sloten: met u, met Noach, Abraham, Mozes, en
Jezus de zoon van Maria, sloten wij een hecht verbond.
[33:8]
Opdat
Hij de waarachtigen over hun waarachtigheid moge ondervragen. En voor de
ongelovigen heeft Hij een pijnlijke straf bereid.
[33:9]
O, gij
die gelooft, herinnert u God’s gunst, aan u bewezen, toen er legers tegen u
opkwamen en Wij tegen hen een wind zonden en legers die gij niet zaagt. En God
ziet wat gij doet.
[33:10]
Toen zij
over u kwamen van boven en van beneden, en toen uw ogen staarden en het hart in
de keel klopte, en gij over God allerlei gedachten koesterdet.
[33:11]
Toen werden
de gelovigen beproefd en zij werden hevig geschokt.
[33:12]
En toen
de huichelaars en zij in wier hart een ziekte is, zeiden: "Wat God en Zijn
boodschapper ons beloofden was slechts bedrog."
[33:13]
En toen
een gedeelte van hen zei: "O volk van Jasrab (Madinah), gij kunt hier geen
stand houden, keert daarom terug." En een gedeelte vroeg zelfs om
toestemming van de Profeet, zeggende: "Onze huizen staan aan de vijand
bloot." Deze waren echter niet blootgesteld, zij wensten slechts te vluchten.
[33:14]
Als men
uit de omgeving bij hen zou binnendringen en hun zou worden gevraagd, onlusten
te veroorzaken, zouden zij dat terstond hebben gedaan en zij zoudlen slechts
weinig hebben getalmd.
[33:15]
Waarlijk,
zij hadden reeds vroeger een verbond gesloten dat zij hun rug niet zouden
tonen. En er zal (hun) gevraagd worden over God’s verbond.
[33:16]
Zeg:
"Vlucht zal u stellig geen voordeel brengen als gij voor de dood of voor
het gevecht vlucht; slechts korte tijd zult gij genieten."
[33:17]
Zeg:
"Wie is het, die u tegen God kan beschermen indien Hij u met kwaad wil
treffen of barmhartigheid betonen? En zij zullen voor zich buiten God vriend
noch helper vinden."
[33:18]
God kent
degenen onder u die de mensen tegenhouden, en hen, die tegen hun broeders
zeggen: "Komt naar ons toe," en die zich weinig met de oorlog
bemoeien.
[33:19]
Zij zijn
terughoudend in hun hulp voor u. Maar als het gevaar komt, ziet gij hen naar u
kijken met rollende ogen als van iemand die bezwijmt bij de doodsstrijd. En als
de vrees is weggevaagd, treffen zij u met hun scherpe tong door hun zucht naar
rijkdommen. Zulken hebben niet oprecht geloofd; daarom heeft God hun werken
vruchteloos gemaakt. Dit is gemakkelijk voor God.
[33:20]
Zij
denken, dat de bondgenoten niet zijn vertrokken; en als de bondgenoten zouden
wederkomen, zouden zij gaarne onder de zwervende Arabieren in de woestijn
willen zijn, nieuws over u vragende. En als zij onder u waren, zouden zij
weinig vechten.
[33:21]
Voorwaar,
gij hebt in de Profeet van God een prachtig voorbeeld voor ieder die God en de
laatste Dag vreest, en die God vaak herdenkt.
[33:22]
En toen
de gelovigen de scharen zagen, zeiden zij: "Dit is wat God en Zijn
boodschapper ons beloofden; en God en Zijn boodschapper spraken de
waarheid." En dit vermeerderde slechts hun geloof en deed hun onderwerping
toenemen.
[33:23]
Er zijn
mensen onder de gelovigen die trouw gebleven zijn aan het verbond dat zij met
God hebben gesloten. Er zijn enigen onder hen die hun eed hebben gehouden, en
anderen die nog wachten en geenszins veranderd zijn;
[33:24]
Zodat
God de waarachtigen voor hun oprechtheid moge belonen en de huichelaars
straffen zoals Hij wil, of Zich tot hen in barmhartigheid wenden. Voorwaar, God
is Vergevensgezind, Genadevol.
[33:25]
God weerhield
de ongelovigen in hun woede; zij verwierven geen voordeel. En God was
toereikend (als Beschermer) voor de gelovigen in de slag. God is Sterk,
Almachtig.
[33:26]
En Hij
deed de mensen van het Boek die hen (de vijand) hielpen uit hun vestingen komen
en vervulde hun hart met ontzetting. Gij dooddet sommigen en gij naamt anderen
gevangen.
[33:27]
En Hij
deed u hun land, huizen en hun rijkdommen erven en ook een land waarop gij nog
nooit een voet had gezet. God heeft macht over alle dingen.
[33:28]
O profeet!
Zeg aan uw vrouwen, "Als gij het leven dezer wereld en zijn luister wenst,
komt dan, ik zal u een geschenk geven en u op een grootmoedige manier vrij
laten.
[33:29]
Maar
indien gij God en Zijn boodschapper en het tehuis van het Hiernamaals wenst, dan
heeft God waarlijk voor degenen onder u die goed doen, een grote
beloning."
[33:30]
O
vrouwen van de profeet! Als iemand onder u schuldig is aan een openbaar
onbetamelijk gedrag zal haar straf worden verdubbeld. En dit is gemakkelijk
voor God.