Part 22
[33:31]
Maar wie van u aan God en Zijn boodschapper gehoorzaamt en goede
werken doet, haar zullen Wij dubbel belonen en Wij hebben voor haar een
waardige voorziening bereid.
[33:32]
O
vrouwen van de profeet, gij zijt niet zoals een andere vrouw. Indien gij
godvruchtig zijt, spreekt dan niet op een verleidelijke manier, anders zal hij
in wiens hart ziekte is, verwachtingen koesteren; maar spreekt een oprechte
taal.
[33:33]
Blijft
in uw huizen en stelt uw schoonheid niet ten toon als in de
vroegere dagen der onwetendheid; leeft het gebed na, en betaalt de
Zakaat en gehoorzaamt God en Zijn boodschapper. O huisgenoten, God wenst alleen
onreinheid van u te verwijderen, en u schoon en zuiver
te maken.
[33:34]
En
herinnert u de woorden van God en de wijsheid die in uw
huizen wordt verkondigd; want God is Aldoordringend, Alkennend.
[33:35]
Voorwaar,
de Moslims en de Moslima’s en de gelovige mannen en vrouwen, de gehoorzame
mannen en vrouwen, de waarachtige mannen en vrouwen, de standvastige mannen en
vrouwen, de mannen en de vrouwen die nederig zijn, de mannen en de vrouwen die
aalmoezen geven, de mannen en de vrouwen die vasten, de mannen en de vrouwen
die hun kuisheid bewaren, de mannen en de vrouwen die God vaak gedenken - voor
zulken heeft God vergiffenis en een grote beloning bereid.
[33:36]
En het
betaamt de gelovige man of vrouw niet, wanneer God en Zijn boodschapper over
een zaak hebben beslist, dat er voor hen een keuze zou zijn in die zaak. En wie
God en Zijn boodschapper niet gehoorzaamt, is zeker
klaarblijkelijk afgedwaald.
[33:37]
En
herinnert u, toen gij tot hem, wie God gunsten had bewezen en wie gij ook
gunsten had bewezen, zeidet: "Behoud uw vrouw voor u en vrees God."
Gij verborgt in uw hart wat God aan het licht zou
brengen, en gij vreesdet de mensen terwijl God er meer recht op heeft dat gij
Hem zoudt vrezen. Toen Zaid van haar scheidde, verenigden Wij haar met u in de
echt, opdat er voor de gelovigen geen bezwaar mocht zijn ten opzichte van de
vrouwen van hun aangenomen zonen, als zij van haar
zijn gescheiden. God’s gebod moet worden nageleefd.
[33:38]
Er moet
voor de profeet geen bezwaar zijn betreffende hetgeen God voor hem geordend
heeft. Dit is ook de handelwijze van God met hen die vóórdien
zijn heengegaan - en het gebod van God is een vastgestelde verordening.
[33:39]
Degenen,
die God’s boodschappen brengen, vrezen Hem en buiten God niemand. God is
Toereikend om te verrekenen.
[33:40]
Mohammed is niet de vader van één uwer mannen, maar de
boodschapper van God en het zegel der profeten; God heeft kennis van alle
dingen.
[33:41]
O, gij
die gelooft! Gedenkt God veelvuldig.
[33:42]
En
prijst Zijn Heiligheid ’s morgens en ’s avonds.
[33:43]
Hij is
het Die u zegent en ook Zijn engelen doen dit, opdat Hij u van de duisternissen
tot het licht moge
[33:44]
De Dag
waarop zij Hem zullen ontmoeten zal hun groet "Vrede" zijn. En Hij
heeft hun een eervolle beloning bereid.
[33:45]
O,
profeet. Wij hebben u als getuige, drager van blijde tijdingen en waarschuwer
gezonden.
[33:46]
En als
een roeper tot God door Zijn gebod, en als een stralende zon.
[33:47]
Verkondig
derhalve aan de gelovigen het blijde nieuws dat zij van God grote genade zullen
ontvangen.
[33:48]
En
gehoorzaam de ongelovigen en de huichelaars niet en sla geen acht op hun
grievende taal, stel uw vertrouwen in God, want God is Toereikend als
Beschermer.
[33:49]
O, gij
die gelooft! Als gij een gelovige vrouw huwt en daarna van haar scheidt voordat
gij haar hebt aangeraakt dan behoeft zij om uwentwille geen wachtperiode te
berekenen. Schenkt haar daarom een gave en laat haar op een grootmoedige wijze
vrij.
[33:50]
profeet,
Wij hebben voor u uw vrouwen wettig gemaakt, aan wie gij haar huwelijksgiften
hebt gegeven, en degenen die uw rechterhand bezit van haar, die God u als een
oorlogsbuit heeft gegeven en de dochters van uw ooms en tantes van vaderszijde
en de dochters van uw ooms en tantes van moederszijde die met u emigreerden, en
elke gelovige vrouw indien zij zich aan de profeet toevertrouwt als de profeet
haar wenst te huwen; dit is slechts voor u en niet voor de gelovigen. Wij
hebben reeds kenbaar gemaakt wat Wij omtrent hun (gelovige) vrouwen en degenen
die hun rechterhand bezit, hebben verordend, opdat er geen blaam u aankleve. God
is Vergevensgezind, Genadevol.
[33:51]
Gij
moogt verlaten wie gij wilt en tot u nemen wie gij wilt, er rust geen blaam op
u wanneer gij haar terugneemt van wie gij u afzijdig hebt gehouden. Dit is het
meest passend om hen verust te stellen, zodat zij niet treuren en allen
tevreden mogen zijn met hetgeen gij haar geeft. En God weet wat in uw hart is;
God is Alwetend, Verdraagzaam.
[33:52]
Het is u
hierna niet toegestaan vrouwen te huwen noch haar voor andere vrouwen te
ruilen, zelfs al behaagt u haar schoonheid, met uitzondering van haar die uw
rechterhand mocht bezitten. En God houdt de wacht over alle dingen.
[33:53]
O, gij
die gelooft! Gaat de huizen van de profeet niet binnen tenzij gij uitgenodigd
wordt tot een maaltijd, doch niet wachtend tot deze gereed is. Wanneer gij zijt
uitgenodigd, komt dan binnen; en wanneer gij gegeten hebt vertrekt dan en
blijft niet praten. Dat is lastig voor de profeet; hij is verlegen voor u, maar
God aarzelt niet om de waarheid (te zeggen). En als gij haar (zijn vrouwen) om iets
vraagt, vraagt het dan van achter het gordijn. Dat is reiner voor uw hart en
haar hart. En het past u niet de boodschapper van God lastig te vallen, noch
dat gij ooit zijn vrouwen na hem zoudt huwen. Dat zou in de ogen van God
inderdaad een grote (belediging) zijn.
[33:54]
Of gij
iets openbaar maakt of verbergt, waarlijk God heeft kennis van alle dingen.
[33:55]
Er rust
op haar (uw vrouwen) geen schuld als zij zich tonen aan haar vaders of haar zonen
of haar broeders of de zonen van haar broeders, of de zonen van haar zusters en
hun vrouwen of hun ondergeschikten. Maar vreest God. Voorwaar, God is Getuige
van alle dingen.
[33:56]
God en
Zijn engelen zenden zegeningen over de profeet. O, gij die gelooft, zendt
zegeningen over hem en wenst hem vrede met alle eerbied toe.
[33:57]
Betreffende
hen, die God en Zijn boodschapper lastig vallen, God heeft hen in deze wereld
en in het Hiernamaals vervloekt en heeft een vernederende straf voor hen
bereid.
[33:58]
En zij,
die gelovige mannen en vrouwen lastig vallen zonder dat dezen er schuld aan
hebben, dragen voorzeker de schuld van laster en een openlijke zonde.
[33:59]
O
profeet! Zeg aan uw vrouwen en uw dochters en de vrouwen der gelovigen dat zij
een gedeelte van haar omslagdoeken over haar (hoofd) laten hangen. Dit is
beter, opdat zij mogen worden onderscheiden en niet lastig worden gevallen. En
God is Vergevensgezind, Genadevol.
[33:60]
Indien
de huichelaars en degenen in wier hart een ziekte is en degenen die opschudding
in de stad veroorzaken, niet ophouden, zullen Wij u zeker tegen hen in beweging
brengen; dan zullen zij slechts voor een korte tijd in uw nabijheid mogen
vertoeven.
[33:61]
Vervloekt
zijn zij; waar zij zich ook bevinden zullen zij worden gegrepen en gedood.
[33:62]
Voorwaar,
zo was God’s handelwijze met degenen die voordien zijn heengegaan en in God’s
handelwijze zult gij geen verandering vinden.
[33:63]
De
mensen vragen u over het Uur. Zeg: "De kennis er van is slechts bij
God," gij weet het niet; het
[33:64]
God
heeft de ongelovigen zeker vervloekt en heeft een laaiend Vuur voor hen bereid.
[33:65]
Daarin
zullen zij voor lange tijd vertoeven en zullen vriend noch helper vinden.
[33:66]
De Dag
waarop hun gezicht zich in het Vuur zal wentelen zullen zij zeggen: "O,
hadden wij slechts God en Zijn boodschapper gehoorzaamd!"
[33:67]
En zij
zullen zeggen: "Onze Heer, wij gehoorzaamden onze leiders en onze grote
mannen maar zij deden ons van de rechte weg afdwalen.
[33:68]
Onze
Heer, geef hun een dubbele straf en vloek hen met een zware vloek."
[33:69]
, gij
die gelooft! weest niet zoals degenen die Mozes ergerden! God echter zuiverde
hem van hetgeen zij zeiden. En hij was in aanzien bij God.
[33:70]
O, gij die
gelooft! Vreest God en spreekt de waarheid.
[33:71]
Hij zal
uw werken goed voor u maken en u uw zonden vergeven. En wie God en Zijn
boodschapper gehoorzaamt, heeft zeker een grote overwinning behaald.
[33:72]
Voorwaar,
Wij boden de hemelen, de aarde en de bergen aan, hun (iets) toe te vertrouwen,
maar zij weigerden dit te dragen en vreesden er voor, maar de mens nam het op
zich. Inderdaad, hij is zeer onrechtvaardig (jegens zichzelf), onwetend.
[33:73]
Het
gevolg er van is dat God huichelachtige mannen en vrouwen, en afgodendienaren
en afgodendienaressen zal straffen. En God wendt zich in barmhartigheid tot
gelovige mannen en vrouwen, en God is Vergevensgezind, Genadevol.
De stad
In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.
[34:1]
Alle
roem komt God toe aan Wie alles behoort wat in de hemelen en op aarde is en Hem
komt alle Lof toe in het Hiernamaals; Hij is de Alwijze, de Alkennende.
[34:2]
Hij weet
alles wat de aarde binnengaat en wat er uit voortkomt en wat van de hemel nederdaalt
en wat er naar opstijgt; Hij is de Barmhartige, de Vergevensgezinde.
[34:3]
De
ongelovigen zeggen: "Het Uur zal niet over ons komen." Zeg: "Ja,
bij mijn Heer, de Kenner van het onzichtbare, het zal beslist over u
komen!" Voor Hem is niets in de hemelen of op de aarde verborgen, zelfs
niet het gewicht van een atoom, noch bestaat er iets, groter of minder dan dit
of het staat in een duidelijk Boek.
[34:4]
Opdat
Hij degenen. die geloven en goede werken doen, moge belonen. Zulken zijn het
die vergiffenis en een eervol onderhoud zullen ontvangen.
[34:5]
Maar zij
die Onze woorden trachten te verijdelen, zullen een pijnlijke straf ontvangen.
[34:6]
En zij,
wie kennis is gegeven, zien, dat alles wat u van uw Heer is geopenbaard, de
Waarheid is en leidt op het pad van de Almachtige, de Geprezene.
[34:7]
En de
ongelovigen zeggen: "Zullen wij u een man aanwijzen die u meedeelt dat
wanneer gij door bederf uiteen valt, gij dan opnieuw zult worden
geschapen?"
[34:8]
Heeft hij
een leugen uitgedacht over God, of is hij een waanzinnige? Neen, zij die niet
in het Hiernamaals geloven zullen onder de straf lijden, en zij zijn ver
afgedwaald.
[34:9]
Hebben
zij dan niet gezien naar hetgeen vóór hen en achter hen, van de
hemel en van de aarde is? Indien het Ons behaagde konden Wij de aarde met hen
doen inzinken, of een deel van de hemel op hen doen nedervallen. Hierin is
waarlijk een teken voor elke dienaar, die zich tot God wendt.
[34:10]
En
voorwaar, Wij schonken David overvloed van Ons Zelf en zeiden: "O gij
[34:11]
Zeggende:
"Maak u maliënkolders van volle lengte en meet de schalmen af en verricht
goede werken: want Ik zie alles wat gij doet."
[34:12]
En aan
Salomo onderwierpen Wij de wind; de ochtendreis en de avondreis daarvan was een
maand, en Wij deden een stroom van gesmolten koper voor hem vloeien. Er waren
enige onder de djinn die door het gebod van zijn Heer onder hem werkten, en Wij
zeiden: indien iemand van hen zich van Ons gebod zou afkeren, zouden Wij hem de
straf van het brandend Vuur doen ondergaan.
[34:13]
Zij
maakten voor hem wat hij wenste, paleizen en standbeelden, en waterreservoirs
en grote pannen: "Betoon, O Huis van David, dankbaarheid," doch
slechts weinigen van Mijn dienaren zijn dankbaar.
[34:14]
En toen
Wij zijn (Salomo’s) dood hadden veroorzaakt, deed niets hen (djinn) zijn dood
beseffen, dan een worm der aarde die zijn staf (macht) opvrat en toen die
nederviel, bemerkten de dijnn duidelijk, dat, indien zij het onzichtbare gekend
hadden, zij niet zolang in een toestand van vernederende kwelling zouden zijn
gebleven.
[34:15]
En
voorzeker, er was voor
[34:16]
Maar zij
wendden zich af; daarom zonden Wij een sterke overstroming over hen en Wij
veranderden hun tuinen in twee tuinen met bitter fruit en tamarisken en weinig
lotusbloemen.
[34:17]
Daarmee
vergolden Wij hen wegens hun ondankbaarheid, en Wij straften niemand behalve de
ondankbaren.
[34:18]
En Wij
plaatsten tussen hen en de steden die Wij hadden gezegend, bloeiende steden die
aanzienlijk waren, en Wij maakten het reizen tussen die steden gemakkelijk;
"Reist er dagen en nachten veilig doorheen."
[34:19]
Maar zij
zeiden: "Onze Heer, maak langere afstanden tussen onze reizen." En
zij deden zich daarmee onrecht aan, daarom maakten Wij hen tot sagen en
legenden, terwijl Wij hen volledig hadden verpletterd. Daarin zijn zeker
tekenen voor een ieder die geduldig en dankbaar is.
[34:20]
En
Iblies bewees inderdaad de waarheid van zijn mening over hen en zij volgden
hem, behalve een deel der ware gelovigen.
[34:21]
En hij
had over hen geen macht, maar Wij wilden degenen, die in het Hiernamaals
geloofden van hen onderscheiden die er aan twijfelden. En uw Heer houdt de
wacht over alle dingen.
[34:22]
Zeg:
"Roept degenen aan, waarvan gij beweert dat zij Goden zijn buiten God. Zij
hebben zelfs geen macht over het gewicht van een atoom in de hemelen of op
aarde noch hebben zij enig aandeel aan beiden, noch heeft Hij een enkele helper
onder hen.
[34:23]
Geen
voorspraak geldt bij Hem, behalve voor degenen aan wie Hij het toestaat, tot
zij, wanneer de vrees van hun hart wordt weggenomen, zeggen: "Wat zeide uw
Heer?" Zij zullen antwoorden: "De Waarheid." En Hij is de
Hoogverhevene, de Grote.
[34:24]
Zeg:
"Wie geeft u uw levensonderhoud van de hemelen en de aarde?" Zeg:
"God." Zijn wij of gij op het rechte pad of in klaarblijkelijke
dwaling?"
[34:25]
Zeg:
"Gij zult niet worden ondervraagd omtrent wat wij misdeden, noch zullen
wij worden ondervraagd omtrent hetgeen gij doet."
[34:26]
Zeg:
"Onze Heer zal ons allen tezamen brengen; dan zal Hij onder ons richten
met rechtvaardigheid. Hij is de Rechter, de Alwetende."
[34:27]
Zeg:
"Toont mij hen, die gij met Hem vereenzelvigt! Geenszins! Hij is God, de
Almachtige, de Alwijze."
[34:28]
En Wij
hebben u slechts gezonden als een brenger van blijde tijdingen en een
waarschuwer voor het gehele mensdom; maar de meeste mensen begrijpen het niet.
[34:29]
En zij
zeggen: "Wanneer zal deze belofte worden vervuld als gij de waarheid
spreekt?"
[34:30]
Antwoord:
"Er is voor u een vastgestelde tijd, gij kunt geen uur eerder gaan of
langer blijven."
[34:31]
En de
ongelovigen zeggen: "Wij zullen stellig aan deze verkondiging niet
geloven, noch in hetgeen er aan voorafging." En kondet gij slechts zien
wanneer de onrechtvaardigen voor hun Heer zullen worden gebracht, terwijl zij
de schuld op elkander zullen werpen. De zwakken zullen tot de hoogmoedigen
zeggen: "Waart gij niet geweest dan zouden wij zeker tot de gelovigen
behoren."
[34:32]
De
hoogmoedigen zullen tot de zwakkelingen zeggen: "Waren wij het die u van
de leiding afwendden, nadat zij tot u was gekomen? Neen, gij draagt zelf de
schuld hiervan."
[34:33]
En de
zwakkelingen zullen tot de hoogmoedigen zeggen: "Maar het kwam door uw
listige plannen, bij dag en nacht beraamd, waarbij gij ons geboodt niet in God
te geloven en gelijken aan Hem op werpen." En zij zullen berouw tonen
wanneer zij de straf zullen zien. En Wij zullen zware kettingen leggen om de
halzen der ongelovigen. Zij zullen slechts worden gestraft voor hetgeen zij
deden.
[34:34]
En Wij
zonden geen waarschuwer tot een stad of de rijken er van zeiden:
"Waarlijk, wij willen niet geloven in hetgeen waarmee gij zijt
gezonden."
[34:35]
En zij
zeiden: "Wij hebben meer rijkdommen en kinderen en wij zullen niet worden
gestraft."
[34:36]
Zeg:
"Waarlijk, mijn Heer vergroot en bekrimpt het levensonderhoud voor wie Hij
wil, maar de meeste mensen begrijpen het niet."
[34:37]
Noch uw rijkdommen
noch uw kinderen kunnen u tot Onze nabijheid brengen, maar zij die geloven en
goede werken doen, zullen een veelvuldige beloning ontvangen, voor hetgeen zij
deden en zullen veilig zijn in verheven woningen.
[34:38]
En zij,
die Onze woorden trachten krachteloos te maken zullen de straf ondergaan.
[34:39]
Waarlijk,
mijn Heer vergroot en bekrimpt het levensonderhoud voor wie Hij wil van Zijn
dienaren. En wat gij ook (weldadig) besteedt, Hij zal het teruggeven en Hij is
de beste Voorziener.
[34:40]
En de
Dag waarop Hij hen allen tezamen zal verzamelen, zal Hij tot de engelen zeggen:
"Plachten dezen u te aanbidden?"
[34:41]
Zij
zullen antwoorden: "Glorie zij U! Gij zijt onze Vriend, niet zij. Neen,
zij aanbaden de djinn; in hen geloofden de meesten hunner."
[34:42]
(God zal
zeggen) "Heden hebt gij geen macht om elkander goed of kwaad te
doen." En Wij zullen tot de onrechtvaardigen zeggen: "Ondergaat de
straf van het Vuur die gij placht te verloochenen."
[34:43]
En
wanneer Onze duidelijke woorden aan hen zijn verkondigd, zeggen zij: "Dit
is slechts een man, die u van hetgeen uw vaderen aanbaden, wenst af te
leiden." En zij zeggen: "Dit is slechts een verzonnen leugen."
En de ongelovigen zeggen van de Waarheid als deze tot hen komt, "Dit is
niets dan zuiver tovenarij."
[34:44]
En Wij
gaven hun geen boek dat zij bestudeerden, noch zonden Wij hun een waarschuwer
vóór u.
[34:45]
Zij, die
vóór hen waren verloochenden ook - en zij hebben zelfs geen tiende
bereikt van hetgeen Wij hun gaven - zij verloochenden Mijn Boodschappers en hoe
(streng) was dan Mijn afkeuring.
[34:46]
Zeg:
"Ik raad u aan slechts één ding te doen; dat gij paarsgewijze en alleen
voor God staat en dan nadenkt. En (gij zult weten) dat er geen krankzinnigheid
in uw metgezel is; hij is voor u slechts een waarschuwer vóór een
strenge straf (komt)."
[34:47]
Zeg:
"Welk loon ik ook van u vraag, dat is voor u. Mijn loon is bij God; en Hij
is Getuige van alle dingen."
[34:48]
Zeg:
"Waarlijk, mijn Heer verspreidt de Waarheid. Hij is de Kenner van al het
onzichtbare.
[34:49]
Zeg:
"De Waarheid is gekomen en de leugen zal niet meer beginnen, noch
wederkeren."
[34:50]
Zeg:
"Als ik dwaal, dwaal ik slechts door mijzelf; en indien ik goed geleid ben,
is het door hetgeen mijn Heer mij heeft geopenbaard. Voorwaar, Hij is de
Alhorende, de Nabijzijnde.
[34:51]
Kondet
gij (hen) maar zien, wanneer zij schrikken! Dan zal er geen ontvluchten zijn
als zij van nabij worden gegrepen!"
[34:52]
Dan
zullen zij zeggen: "Wij geloven er in!" Maar hoe zal het bereiken er
van voor hen mogelijk zijn van zó ver,
[34:53]
Terwijl
zij voorheen hebben verworpen? En zij uiten gissingen omtrent het onzichtbare
van een verre plaats.
[34:54]
En er is
een hinderpaal (afscheiding) gemaakt tussen hen en hetgeen zij verlangen zoals
met hun gelijken vóór hen was gedaan. Zij verkeerden inderdaad in
een verontrustende twijfel.
De schepper
In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.
[35:1]
Alle lof
komt God toe, de Schepper der hemelen en der aarde, Die de engelen tot
boodschappers maakt met twee, drie en vier vleugelen. En Hij voegt aan de
schepping toe wat Hij wil; want God heeft macht over alle dingen.
[35:2]
Wat God
de mens aan barmhartigheid schenkt, is door niemand tegen te houden; en wat Hij
terug houdt, kan buiten Hem, niemand schenken; Hij is de Almachtige, de
Alwijze.
[35:3]
O
mensen, herinnert u de gunst van God jegens u. Is er een andere Schepper buiten
God die u levensonderhoud geeft van de hemelen en de aarde? Er is geen God
naast Hem. Waarheen wordt gij dan afgewend?
[35:4]
En
indien zij u verloochenen (bedenk dan) dat de boodschappers vóór
u ook werden verloochend; maar tot God worden alle dingen teruggebracht.
[35:5]
mensen,
de belofte van God is voorzeker waarachtig. Laat het tegenwoordige leven u
daarom niet misleiden, noch laat de aarts-bedrieger u van God afleiden.
[35:6]
Voorwaar,
Satan is een vijand van u, behandelt hem daarom als vijand. Hij roept zijn
volgelingen slechts opdat zij bewoners van het brandende Vuur mogen worden.
[35:7]
Er is
een strenge straf voor hen die niet geloven. Maar er is vergiffenis en een
grote beloning voor de gelovigen die goede werken doen.
[35:8]
Hij
wiens boze daden schoonschijnend zijn gemaakt, zodat hij deze als goed beschouwt
(kan de leiding vinden). Zeker, God laat dwalen wie Hij wil en leidt wie Hij
wil. Laat uw ziel dus niet wegkwijnen uit verdriet over hen. Voorzeker, God
weet wat zij doen.
[35:9]
En het
is God Die de winden zendt zodat zij wolken doen opstijgen, dan drijven Wij
deze (de wolken) naar een verdord land en geven leven aan de aarde na haar
dood. Zo is de Opstanding.
[35:10]
Wie eer
wenst (wete), dat alle eer aan God behoort. Tot Hem stijgt het reine woord en
de goede daad verheft het (tot Hem). En zij, die slechte plannen maken, hun
wacht een strenge straf en hun plan zal te niet worden gedaan.
[35:11]
God
schiep u uit stof, dan uit een levenskiem, daarna maakte Hij u tot paren. En
geen vrouw wordt zwanger of brengt voort, zonder dat Hij het weet. En niemands
leven wordt verkort of verlengd zonder dat het in het Boek is vermeld.
Voorzeker, dit is gemakkelijk voor God.
[35:12]
De twee
wateren zijn niet gelijk; het ene zoet, smakelijk en goed om te drinken, en het
andere zout en bitter. En uit elk eet gij vlees en vindt gij sieraden die gij
draagt. En gij ziet er schepen die de golven door klieven opdat gij van Zijn
overvloed moogt zoeken, en opdat gij dankbaar zult zijn.
[35:13]
Hij
dompelt de nacht in de dag en de dag in de nacht. En Hij heeft de zon en de
maan in dienst gesteld; elk volgt haar baan, voor een vastgestelde termijn.
Alzo is God, uw Heer, van Hem is het Koninkrijk en zij, die gij buiten Hem
aanroept, bezitten niets.
[35:14]
Als gij
hen aanroept, zullen zij uw roep niet horen en indien zij uw roep horen, zullen
zij u niet kunnen antwoorden. En op de Dag der Opstanding zullen zij uw
afgoderij verwerpen. Niemand kan u (omtrent de waarheid) inlichten zoals de
Alkennende.
[35:15]
O, gij
mensen, gij zijt afhankelijk van God, maar God is de Onafhankelijke, de
Geprezene.
[35:16]
Als Hij
het wilde, zou Hij u kunnen wegnemen en een nieuwe schepping voortbrengen.
[35:17]
Dat is
voor God niet moeilijk.
[35:18]
Geen
lastdragende kan de last van een ander dragen en indien een zwaarbelaste (een
ander) roept tot (verlichting van) zijn last, zal er niets van kunnen worden
overgenomen, zelfs al is hij een bloedverwant; gij kunt slechts hen
waarschuwen, die hun Heer in het verborgene vrezen en het gebed onderhouden. En
wie zich reinigt, reinigt zich alleen in zijn eigen belang en tot God is de
terugkeer.
[35:19]
De
blinde is niet gelijk aan de ziende;
[35:20]
Noch is
de duisternis gelijk aan het licht;
[35:21]
Noch
zijn de schaduw en de hitte gelijk;
[35:22]
Noch zijn
de levenden gelijk aan de doden. Voorzeker, God doet hen horen die Hij wil,
maar gij kunt degenen die in hun graven zijn, niet doen horen.
[35:23]
Gij
(profeet) zijt slechts een waarschuwer.
[35:24]
Voorwaar,
Wij hebben u met de Waarheid gezonden als drager van blijde tijdingen en als
waarschuwer; en er is geen volk waaronder zich geen boodschapper heeft
bevonden.
[35:25]
Indien
dezen u verloochenen, verloochenden ook zij, die voor hen waren. Hun
boodschappers kwamen tot hen met duidelijke bewijzen en met de Geschriften en
met een verlichtend Boek.
[35:26]
Dan
greep Ik de ongelovigen aan en hoe (vreselijk) was Mijn afkeuring!
[35:27]
Hebt gij
niet gezien, dat Wij water van de hemel nederzenden en dat Wij daardoor vruchten
voortbrengen van verschillende kleuren (en soorten); en in de bergen zijn
streken van wit en rood, van donker of ravenzwart en van nog verschillende
tinten.
[35:28]
Ook
mensen, beesten, vee zijn van verschillende kleur. Alleen Zijn dienaren die kennis
bezitten, vrezen God. Voorwaar, God is Almachtig, Vergevensgezind.
[35:29]
Waarlijk,
zij die het Boek (de Koran) van God voordragen en het gebed naleven en
heimelijk of openlijk geven van hetgeen Wij hun hebben geschonken, mogen hopen
op een winst die nooit zal vergaan;
[35:30]
Opdat
Hij hun de volle beloning moge geven, er uit Zijn overvloed aan toevoegende.
Hij is zeker Vergevensgezind, Waarderend.
[35:31]
En
hetgeen Wij u hebben geopenbaard van het Boek is de Waarheid, vervullend
hetgeen voordien (geopenbaard) was. Voorzeker, God kent en doorziet Zijn
dienaren.
[35:32]
Dan
gaven Wij het Boek als erfdeel aan diegenen Onzer dienaren die Wij uitkozen. En
onder hen zijn er die zich zelven te kort doen, anderen die de middenweg
bewandelen en nog anderen die in goedheid en deugd uitmunten naar God’s gebod.
Dat is de grote genade.
[35:33]
In
tuinen der eeuwigheid zullen zij binnengaan, zij zullen er in worden getooid
met gouden armbanden en met paarlen; en hun kleding zal van zijde zijn.
[35:34]
En zij
zullen zeggen: "Alle lof zij God, Die droefheid van ons heeft weggenomen.
Onze Heer is voorzeker Vergevensgezind; Waarderend."
[35:35]
Hij, Die
ons door Zijn genade deze verbligfplaats heeft toegewezen, waarin ons geen
last, noch vermoeienis raakt.
[35:36]
Maar
voor de ongelovigen is het Vuur der hel. Voor hen zal de dood niet worden
verordend opdat zij mochten sterven, noch zal de straf er van voor hen worden
verlicht. Alzo straffen Wij iedere ondankbare.
[35:37]
En zij
zullen er in schreeuwen, zeggende: "Onze Heer, haal ons er uit, wij zullen
goede werken doen, anders dan wij vroeger deden." (Men zal hun
antwoorden): "Gaven Wij u niet een leven, lang genoeg dat wie wilde
nadenken, daarin kon nadenken, bovendien kwam een waarschuwer tot u. Ondergaat
daarom de straf, want voor de boosdoeners is er geen helper.
[35:38]
Voorwaar,
God kent de geheimen der hemelen en der aarde. Waarlijk, Hij weet wat in de
harten leeft.
[35:39]
Hij is
het, Die u tot stedehouders op aarde heeft gemaakt. Hij die niet gelooft, zijn ongeloof
zal tegen hem zijn en het ongeloof der ongelovigen doet hen slechts in
weerzinwekkendheid toenemen in de ogen van hun Heer, en het ongeloof der
ongelovigen doet hen slechts toenemen in verlies.
[35:40]
Zeg:
"Licht (mij) in over de goden, die gij naast God aanroept- Toont mij aan
hetgeen zij van de aarde hebben geschapen. Of hebben zij een aandeel aan de
hemelen?" Hebben Wij hun een Boek gegeven waaruit zij een bewijs hebben?
Neen, de boosdoeners beloven elkander slechts bedrog."
[35:41]
Voorzeker,
God houdt de hemelen en de aarde in stand opdat zij niet vergaan. En indien zij
uit elkaar zouden vallen, zou niemand buiten Hem ze bij elkander kunnen houden.
Voorwaar, Hij is Verdraagzaam, Vergevensgezind.
[35:42]
Zij
zweren bij God hun plechtigste eden, dat indien een waarschuwer tot hen zou
komen, zij de leiding beter zouden volgen dan andere volkeren. Maar toen een
waarschuwer tot hen kwam, deed het hen slechts in afkeer toenemen,
[35:43]
Evenals
in aanmatiging op aarde en in het smeden van boze plannen. Maar het slechte
komplot is een val voor hen alleen die het maken. Verwachten zij slechts de
handelwijze waarmee de vroegere (volkeren) werden behandeld? Gij zult in de
handelwijze van God nooit een verandering aantreffen, noch zult gij de
handelwijze van God ooit gewijzigd vinden.
[35:44]
Hebben
zij niet op aarde gereisd en gezien hoe het einde was van degenen die
vóór hen leefden? En dezen waren sterker in macht dan zij. Er is
niets in de hemelen en op aarde dat God kan overweldigen, Hij is de Alwetende,
de Almachtige.
[35:45]
En
indien God de mensen zou straffen voor hetgeen zij doen, zou Hij geen schepsel
op de oppervlakte ervan achterlaten; maar Hij schenkt hun uitstel tot een
vastgestelde tijd; en wanneer die vastgestelde tijd komt: voorwaar God kent
Zijn dienaren goed.
Jaa Sien
In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.
[36:1]
Jaa
Sien.
[36:2]
Bij de
Koran, die vol van Wijsheid is,
[36:3]
Gij zijt
inderdaad één der boodschappers
[36:4]
Op het
rechte pad.
[36:5]
Dit is een
openbaring van de Almachtige, de Genadevolle.
[36:6]
Opdat
gij een volk moogt waarschuwen welks vaderen niet zijn gewaarschuwd en dat
achteloos leeft.
[36:7]
Het
Woord heeft zich reeds bewaarheid ten opzichte van de meesten hunner, want zij
geloven niet.
[36:8]
Wij
hebben om hun hals ijzeren banden gelegd die tot aan hun kin reiken, zodat hun
hoofd omhoog geheven blijft,
[36:9]
En Wij
hebben een hinderpaal vóór hen en een hinderpaal achter hen
geplaatst en Wij hebben hen gesluierd, zodat zij niet kunnen zien.
[36:10]
En het
is hun hetzelfde of gij hen waarschuwt of niet; zij willen niet geloven.
[36:11]
Gij kunt
slechts hem waarschuwen die de vermaning zou willen volgen en de Barmhartige in
het verborgene vrezen. Geef hem daarom blijde tijdingen van vergiffenis en een
ruime beloning.
[36:12]
Voorzeker,
Wij zijn het Die de doden doen herleven, en wat zij doen, optekenen evenals de
sporen die zij nalaten en Wij hebben alle dingen in een duidelijk boek
geschreven.
[36:13]
Geef hun
de gelijkenis van de bewoners ener stad , to en de boodschappers tot haar
kwamen.
[36:14]
Wij
zonden tot hen twee boodschappers maar zij verloochenden dezen waarop wij hen
met een derde versterkten en zij zeiden: "Waarlijk, wij zijn tot u
gezonden."
[36:15]
Zij (de
bewoners) antwoordden: "Gij zijt slechts mensen zoals wij en de
Barmhartige heeft u niets geopenbaard; gij liegt slechts."
[36:16]
Zij
zeiden: "Onze Heer weet dat wij inderdaad tot u zijn gezonden.
[36:17]
Op ons
rust slechts de duidelijke verkondiging (der boodschap)."
[36:18]
Het volk
zeide: "Waarlijk, wij beschouwen u als een slecht voorteken; als gij niet
ophoudt, zullen wij u gewis stenigen en een pijnlijke straf zal zeker
onzerzijds over u komen."
[36:19]
Zij
antwoordden: "Uw onheil is bij u. Zegt gij dit omdat gij vermaand zijt?
Neen, gij zijt een volk dat alle perken te buiten gaat."
[36:20]
En er
kwam een man aanhollen van het verste gedeelte der stad; hij zeide: "O
mijn volk, volg de boodschappers;
[36:21]
Volg
hen, die van u geen beloning vragen en die goed geleid zijn.
[36:22]
En welke
reden heb ik, dat ik Hem, Die mij schiep en tot Wie gij zult worden
teruggebracht, niet zou aanbidden?
[36:23]
Zal ik
anderen tot goden nemen naast Hem? Indien de Barmhartige kwaad met mij zou
voorhebben, zou hun bemiddeling mij niets baten noch kunnen zij mij redden.
[36:24]
Dan zou
ik inderdaad in openlijke dwaling verkeren.
[36:25]
Ik
geloof in uw Heer, luistert daarom naar mij."
[36:26]
Er werd
gezegd: "Ga het paradijs binnen." Hij riep uit: "O, als mijn
volk slechts wist,
[36:27]
Hoe mijn
Heer mij vergiffenis heeft geschonken en mij tot een der geëerden heeft
gemaakt!"