Part 26

 

Bochtige zandpaden

In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.

[46:1]

Haa Miem.

[46:2]

De openbaring van dit Boek is van God, de Machtige, de Alwijze.

[46:3]

Wij hebben de hemelen en de aarde en alles wat er tussen is niet anders dan in waarheid geschapen en voor een vastgestelde tijd; maar de ongelovigen wenden zich af van hetgeen, waardoor zij zijn gewaarschuwd.

[46:4]

Zeg: "Weet gij wat gij naast God aanroept? Toont mij, welk deel zij van de aarde hebben geschapen. Of hebben zij aandeel aan de hemelen? Brengt mij een boek, dat vóór dit is geopenbaard of een spoor van kennis, indien gij de waarheid spreekt."

[46:5]

Wie is verder afgedwaald dan hij die buiten God (afgoden) aanroept, die tot de Dag der Opstanding hem nooit zullen kunnen antwoorden en die niet wet,en dat men hen aanroept?

[46:6]

En wanneer de mensen worden verzameld zullen dezen (de afgoden) hun vijanden worden en hun aanbidding ontkennen.

[46:7]

En wanneer Onze duidelijke woorden aan hen worden medegedeeld, zeggen degenen, die de Waarheid, toen zij tot hen kwam, verwierpen: "Dit is klaarblijkelijk tovenarij."

[46:8]

Zeggen zij: "Hij heeft dit verzonnen," Zeg: "Als ik het heb verzonnen, kunt gij mij tegen God niets baten. Hij weet het beste, wat gij daaromtrent zegt. Hij is voldoende als Getuige tussen u en mij. Hij is de Vergevensgezinde, de Genadevolle."

[46:9]

Zeg: "Ik ben geen nieuwe boodschapper, noch weet ik wat met u of mij zal geschieden. Ik volg alleen hetgeen mij is geopenbaard; en ik ben slechts een duidelijke waarschuwer."

[46:10]

Ziet, indien hij van God is en gij hem verwerpt, hoewel een getuige vanuit de kinderen Israëls (Mozes) heeft getuigd van een aan hem gelijke en hij geloofde (in hem) maar gij zijt hoovaardig? Voorwaar God leidt het onrechtvaardige volk niet.

[46:11]

En de ongelovigen zeggen over de gelovigen: Indien dit goed was, zouden zij ons daarin niet voorgegaan zijn. "" En omdat zij de rechte weg niet hebben gevolgd, zeggen zij: ""Dit is een oude leugen."""

[46:12]

En voordien was het Boek van Mozes een leiding en een barmhartigheid: en dit Boek (de Koran) is bevestigend in duidelijke taal, om de onrechtvaardigen te waarschuwen en als verblijdend nieuws voor de goeden.

[46:13]

Voorwaar, zij, die zeggen: "Onze Heer is God", en dan standvastig blijven - over hen zal geen vrees komen, noch zullen zij treuren.

[46:14]

Dezen zijn de bewoners van het paradijs: zij zullen daarin vertoeven als beloning voor hetgeen zij plachten te doen.

[46:15]

En Wij hebben de mens vriendelijkheid jegens zijn ouders geboden. Zijn moeder draagt hem met ongemak en baart hem met smart. En zijn dragen en spenen nemen dertig maanden in beslag totdat, wanneer hij zijn volle kracht bereikt heeft en veertig jaren wordt, hij zegt: "Mijn Heer, stel mij in staat, dat ik dankbaar moge zijn voor de gunsten die Gij mij en mijn ouders hebt bewezen en dat ik het goede moge doen, dat U behaagt. En laat mijn nakomelingen rechtvaardig zijn. Ik wend mij tot U: en waarlijk, ik behoor tot de Moslims.

[46:16]

Van dezulken aanvaarden Wij de goede werken die zij verrichten en Wij zien hun slechte daden over het hoofd. Zij behoren tot de bewoners van het paradijs, volgens de ware belofte die hun was toegezegd.

[46:17]

- Maar degene, die tot zijn ouders zegt: "Foei gij beiden! Dreigt gij mij dat ik opgewekt zal worden, terwijl geslachten reeds vóór mij zijn vergaan" En beiden roepen tot God om hulp: "Wee u! Geloof: want de belofte van God is waar." Maar hij (de zoon) ze

[46:18]

Dezulken zijn het tegen wie het woord van kracht is geworden, tezamen met de volkeren van de djinn en de mensen die vóór hen zijn heengegaan, dat zij zeker de verliezers zullen zijn.

[46:19]

En voor allen zijn er graden overeenkomstig hetgeen zij doen, opdat God hun daden volledig moge belonen en hun zal geen onrecht worden aangedaan.

[46:20]

De Dag, waarop de ongelovigen aan het Vuur zullen worden blootgesteld, zal er tot hen worden gezegd: "Gij buittet uw goede dingen in het leven der wereld uit en gij hebt het genoten. Deze Dag zult gij met de straf der vernedering worden vergolden omdat gij ten onrechte op aarde hoogmoedig en opstandig waart."

[46:21]

En gedenk de broeder van Aad, toen hij zijn volk in de zandheuvels waarschuwde - en er zijn waarschuwers vóór en na hem geweest - "Dient God alleen, want ik vrees de straf van een grote Dag voor u."

[46:22]

Toen zeiden zij: "Zijt gij tot ons gekomen om ons van onze goden afvallig te maken? Breng hetgeen waarmee gij ons bedreigt dan over ons, als gij waarachtig zijt."

[46:23]

Hij zeide: "De kennis daarvan is slechts bij God, ik breng waarmede ik ben gezonden aan u over, maar ik zie dat gij een onwetend volk zijt."

[46:24]

Toen zij een wolk naar hun valleien zagen komen, zeiden zij: "Dit is een wolk, die ons regen zal geven." Neen, dat is hetgeen gij zocht te verhaasten, een wind, die een smartelijke straf bevat.

[46:25]

Deze zal alles door het gebod van zijn Heer vernietigen. En het kwam met hen zó ver dat slechts hun lege woningen waren te zien. Zo straffen Wij het schuldige volk.

[46:26]

En Wij hadden hen stevig gevestigd in hetgeen waarin Wij u niet hebben gevestigd en Wij hadden hun oren, ogen en een hart gegeven. Maar hun oren, noch hun ogen noch hun hart baatten hen iets, daar zij de tekenen van God verwierpen en hetgeen waarover zij plachten te spotten, (de straf) omringde hen.

[46:27]

En waarlijk, Wij hebben om hen heen de steden vernietigd, en Wij hebben de tekenen uitgelegd opdat zij zich mochten bekeren.

[46:28]

Waarom hielpen degenen, die zij buiten God tot goden hadden aaagenomen, om in Zijn nabijheid, te komen, hen dan niet? Neen, zij faalden hier geheel in. -Dat was hun leugen - en wat zij plachten te verzinnen (faalde eveneens).

[46:29]

En toen Wij een aantal van de djinn naar u deden komen, die de Koran wensten te horen en, toen zij bij u kwamen, zeiden zij: "Weest stil" en toen het (de prediking) beëindigd was, gingen zij naar hun volk terug en waarschuwden dit.

[46:30]

Zij zeiden: "O, ons volk, wij hebben een Boek horen voorlezen, dat na Mozes nedergezonden is, en dat het voorafgaande vervult, het leidt tot de Waarheid en tot de rechte weg."

[46:31]

O, ons volk, geef gehoor aan God’s verkondiger en geloof in hem. Hij (God) zal u uw zonden vergeven en u voor een pjinlijke straf behoeden.

[46:32]

En wie aan God’s verkondiger geen gehoor geeft kan op aarde niet ontvluchten, noch kan hij een enkele beschermer naast Hem hebben. Zulken verkeren in openlijke dwaling."

[46:33]

Hebben zij niet ingezien dat God, Die de hemelen en de aarde schiep en niet moe werd door hen te scheppen, macht heeft de doden te doen herleven? Ja, inderdaad, Hij heeft macht over alle dingen.

[46:34]

En de Dag, waarop de ongelovigen aan het Vuur zullen worden blootgesteld zal er worden gezegd: "Is dit niet de waarheid?" Zij zullen antwoorden: "Ja zeker, bij onze Heer." Hij zal zeggen: "Ondergaat dan de straf omdat gij (ons woord) verwierpt."

[46:35]

Wees daarom geduldig (o profeet) zoals de boodschappers, die mannen van karaktervastheid waren, en wees omtrent hen niet haastig. De Dag, waarop zij zullen zien waarmede zij worden bedreigd, zal het hun toeschijnen alsof zij slechts een uur van een dag hadden geleefd (in deze wereld). De verkondiging is aan u en niemand wordt vernietigd dan het overtredende volk.

 

Mohamed

In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.

[47:1]

Zij, die (de Waarheid) verwerpen en mensen van God’s weg afleiden, hun werk zal Hij vruchteloos maken.

[47:2]

Maar zij, die geloven en goede werken doen en in hetgeen aan Mohamed is ge openbaard, geloven - dit is de Waarheid van hun Heer - hun fouten zal Hij van hen wegnemen en hun toestand verbeteren.

[47:3]

Dat is omdat de ongelovigen de leugen volgen, terwijl de gelovigen de Waarheid van hun Heer volgen. Zo deelt God aan de mensen hun toestand mede.

[47:4]

Wanneer gij de ongelovigen (in oorlog) ontmoet, treft dan hun nek en wanneer gij overwinnaar zijt, bindt hen dan vast. En wanneer de oorlog opgehouden is, laat hen dan vrij uit gunst of voor een losprijs. Zo zij het. En indien God wilde, had Hij hen Zelf kunnen bestraffen. Doch Hij wilde sommigen uwer door anderen op de proef stellen. En degenen die terwille van God worden gedood, hun werken zal Hij zeker niet vruchteloos maken.

[47:5]

Hij zal hen leiden en hun toestand verbeteren.

[47:6]

En hen in het paradijs, dat Hij hun heeft bekend gemaakt, toelaten.

[47:7]

gij, die gelooft, indien gij de zaak van God steunt zal Hij u helpen en standvastig doen blijven.

[47:8]

Maar de ongelovigen wacht vernietiging en Hij zal hun werken vruchteloos maken.

[47:9]

Dat is omdat zij, hetgeen God heeft geopenbaard, haten, daarom maakte Hij hun werken vruchteloos.

[47:10]

Hebben zij op aarde niet gereisd en gezien wat het einde was van degenen, die vóór hen waren? God vernietigde hen geheel en hetzelfde zal voor de ongelovigen gelden.

[47:11]

Dat is, omdat God de Beschermer is van de gelovigen en voor de ongelovigen is er geen Beschermer.

[47:12]

Voorwaar, God zal hen die geloven en goede werken doen in het paradijs toelaten, waardoorheen rivieren vloeien: terwijl de ongelovigen zich vermaken en eten zoals het vee; het Vuur zal hun tehuis zijn.

[47:13]

En hoevele steden die sterker waren dan de stad die u heeft uitgedreven, hebben Wij vernietigd, en zij hadden geen helper!

[47:14]

Zijn zij die op een duidelijk bewijs van hun Heer steunen als zij voor wie hun slechte daden schoonschijnend zijn gemaakt en die hun eigen begeerten volgen?

[47:15]

Het beeld van het paradijs dat aan de godvruchtigen is beloofd: er zijn daarin stromen water dat niet bederft; en stromen melk waarvan de smaak niet verandert en stromen wijn, smakelijk voor degenen die drinken en rivieren van zuivere honing. En zij zullen er allerlei vruchten in hebben en vergiffenis van hun Heer. Kunnen zij gelijk zijn aan degenen die in het Vuur vertoeven en die kokend water te drinken krijgen zodat het hun ingewanden verscheurt?

[47:16]

En sommigen onder hen luisteren naar u doch wanneer zij van u weggaan, zeggen zij tot hen aan wie kennis is gegeven: "Wat zeide hij zo juist?" God heeft hun hart verzegeld, zij volgen hun eigen neigingen.

[47:17]

Maar van hen die de leiding volgen vermeerdert Hij de leiding en schenkt hun rechtvaardigheid.

[47:18]

Zij (de ongelovigen) wachten op niets dan het Uur dat onverwachts over hen kan komen. De tekenen er van zijn reeds gekomen, maar hoe zal voor hen de herinnering zijn wanneer het (Uur) werkelijk tot hen komt?

[47:19]

Weet, dat er buiten God geen God bestaat en vraag bescherming voor uw tekortkoming en voor die van gelovige mannen en vrouwen. God kent de plaats uwer handelingen en uw rustplaats.

[47:20]

En de gelovigen zeggen: "Waarom is er geen Soerah geopenbaard?" Maar wanneer een beslissende Soerah wordt geopenbaard en daarin over vechten wordt gesproken, zult gij hen in wier hart een ziekte is naar u zien kijken als iemand die bezwijmt in de dood. Maar voor hen ware het beter,

[47:21]

Gehoorzaamheid (te betonen) en goede woorden (te spreken). En wanneer de zaak is beslecht, is het voor hen beter indien zij God trouw blijven.

[47:22]

Zult gij dan niet door u af te wenden verderf in het land brengen en uw familiebanden verbreken?

[47:23]

Dezen zijn het, die God heeft vervloekt, zodat Hij hen doof heeft gemaakt en hun ogen verblind.

[47:24]

Willen zij dan niet over de Koran nadenken, of zijn er sloten op hun hart?

[47:25]

Waarlijk, voor hen die hun rug omkeren nadat de leiding hun duidelijk is geworden, heeft Satan het gemakkelijk gemaakt en hun verlangens opgewekt.

[47:26]

Dat is doordat zij tot degenen die haten wat God heeft geopenbaard, zeggen: "Wij willen u in sommige zaken gehoorzamen." Maar God kent hun geheimen.

[47:27]

En hoe (zal het zjin) wanneer de engelen bij de dood hun ziel zullen nemen, hun aangezicht en hun rug treffend?

[47:28]

Omdat zij datgene volgen wat God vertoornt en haten wat Hem behaagt, daarom heeft Hij hun werken vruchteloos gemaakt.

[47:29]

Denken zij wier hart ziek is, dat God hun boosaardigheden niet aan het licht zou brengen?

[47:30]

En indien Wij wilden, konden Wij hen (de huichelaars) aan u tonen, zodat gij hen aan hun merkteken zoudt kennen. Maar gij zult hen gewis aan hun woorden herkennen. En God heeft kennis van hetgeen gij doet.

[47:31]

En Wij zullen u zeker beproeven totdat Wij diegenen onder u onderscheiden die ijverig streven en standvastig zijn. En Wij zullen uw feiten aan u openbaar maken.

[47:32]

Voorzeker, zij die niet geloven en (anderen) van God’s pad afleiden en die de boodschapper tegenwerken, nadat de leiding hun duidelijk is geworden, zullen God stellig niet schaden doch Hij zal hun werken vruchteloos maken.

[47:33]

O. gij die gelooft, gehoorzaamt God en de boodschapper en maakt uw werken niet nutteloos.

[47:34]

Waarlijk, de ongelovigen, die van het pad van God afleiden en sterven, terwiil zij ongelovig zijn, God zal hen zeker niet vergeven.

[47:35]

Weifelt daarom niet noch roept om vrede, want gij zult de overhand hebben. God is met u en Hij zal uw daden niet teniet doen.

[47:36]

Het leven dezer wereld is slechts een spel en een (ijdel) vermaak, en indien gij gelooft en (God) vreest, zal Hij u belonen en zal u niet om uw (gehele) bezit vragen.

[47:37]

Want indien Hij dit van u zou vragen en er op zou aandringen, zoudt gij vrekkig worden en Hij zou uw boosaardigheden aan het licht brengen.

[47:38]

Ziet, gij zijt het, die geroepen wordt ter wille van God (een deel van uw vermogen) te geven, maar er zijn sommigen onder u die vrekkig zijn. En wie vrekkig is, is dit slechts tegen zichzelf. God is Zichzelf - genoeg en gij zijt nooddruftig. En indien gij u (van de Waarheid) afwendt, zal Hij een ander volk in uw plaats brengen en dezen zullen uw gelijken niet zijn.

 

De overwinning

In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.

[48:1]

Voorwaar, Wij hebben u een klaarblijkelijke overwinning verleend.

[48:2]

Zodat God u tegen uw voorafgaande en toekomstige (aan u toegeschrevene) zonden moge behoeden en dat Hij Zijn gunst aan u moge vervolmaken en u op het juiste pad moge leiden,

[48:3]

En dat God u met een machtige hulp moge ondersteunen.

[48:4]

Hij is het, Die rust in het hart der gelovigen heeft nedergezonden, opdat zij geloof aan hun geloof mogen toevoegen - en aan God behoren de scharen der hemelen en der aarde en God is Alwetend, Alwijs.

[48:5]

Zodat Hij de gelovige mannen en vrouwen in tuinen moge toelaten waar doorheen rivieren vloeien om daarin te vertoeven, en hun feilen van hen moge wegnemen; dat is in de ogen van God de grootste zegepraal.

[48:6]

En dat Hij de huichelaars en huichelaarsters en de afgodendienaren en -dienaressen moge straffen, die boze gedachten jegens God koesteren. Over dezulken zal tegenspoed en de toorn van God komen. Hij heeft hen vervloekt en de hel voor hen gereed gemaakt. En dit is een slechte be stemming.

[48:7]

Aan God behoren de scharen der hemelen en der aarde; God is de Almachtige, de Alwijze.

[48:8]

Wij hebben u als getuige en drager van blijde. tijdingen en als waarschuwer gezonden.

[48:9]

Opdat gji in God en Zijn boodschapper zoudt geloven, hem steunen en eren en Hem ’s morgens en ’s avonds zoudt verheerlijken.

[48:10]

Voorwaar, zij die u trouw zweren, zweren trouw aan God; God’s hand rust op hun handen. Doch wie zijn eed schendt, doet dit tot zijn eigen nadeel en wie zijn belofte aan God vervult, Hij zal hem een grote beloning geven.

[48:11]

Degenen onder de bewoners der woestijn die achterbleven, zullen tot u zeggen: "Onze bezittingen en onze gezinnen hielden ons bezig (zodat wij u niet konden helpen); vraag daarom voor ons vergiffenis." Zij zeggen met hun tong hetgeen niet in hun hart is. Zeg: "Wie kan u iets baten tegen God indien Hij voor u voordeel of nadeel beoogt?" Neen, God is goed onderricht van hetgeen gij doet.

[48:12]

Neen, gij dacht dat de boodschapper en de gelovigen nooit tot hun gezinnen zouden terugkeren en dat was voor uw hart schoonschjinend gemaakt doch gij hadt een slechte gedachte gekoesterd, daarom werdt gij een volk dat ten gronde gaat."

[48:13]

En voor degenen, die niet in God en Zijn boodschapper geloven hebben Wij voorzeker een laaiend Vuur bereid.

[48:14]

Van God is het koninkrijk der hemelen en der aarde. Hij vergeeft en straft wie Hij wil. En God is Vergevensgezind, Genadevol.

[48:15]

Zij, die werden achtergelaten zullen zeggen, wanneer gij zoudt uitgaan op een expeditie waarbij gij gemakkelijk buit kunt maken: "Sta ons toe u te volgen." Zij wensen de uitspraak van God te veranderen. Zeg: "Gij zult ons zeker niet volgen. God heeft het voorheen zo bepaald." Dan zullen zij zeggen: "Neen, doch gij benijdt ons." Neen, zij begrijpen slechts weinig.

[48:16]

Zeg tot de Arabieren der woestijn die werden achtergelaten: "Gij zult tegen een volk van geduchte krijgslieden worden opgeroepen om te vechten totdat zij zich overgeven. Dan, als gij gehoorzaamt, zal God u een goede beloning geven, maar indien gij u omkeert zoals gij voorheen deedt, zal Hij u door een pijnlijke straf kastijden."

[48:17]

Er rust geen schuld op de blinde, noch op de lamme, noch op de zieke. En wie God en Zijn boodschapper gehoorzaamt, hem zal Hij in tuinen toelaten waar doorheen rivieren stromen: maar wie zich omkeert, hem zal Hij door een smartelijke straf straffen.

[48:18]

Voorzeker, God had aan de gelovigen welgevallen, toen zij u onder de boom trouw zwoeren en Hij wist wat in hun hart was en Hij zond op hen kalmte neder en Hij beloonde hen met een spoedige overwinning.

[48:19]

En een grote buit die zij konden bemachtigen. En God is Almachtig, Alwijs;

[48:20]

God heeft u een grote buit beloofd die gij moogt nemen en Hij heeft u deze voorlopig gegeven en heeft de handen der vijanden van u weerhouden opdat het een teken moge zijn voor de gelovigen en dat Hij u op het rechte pad moge leiden.

[48:21]

En een andere overwinning, die gij nog niet hebt kunnen behalen, maar God heeft deze in zijn hand; God heeft macht over alle dingen.

[48:22]

Indien de ongelovigen u bestrijden zullen zij u zeker de rug toekeren; daarbij zullen zij beschermer noch helper vinden.

[48:23]

Zo is de handelwijze van God zoals die ook vroeger is geweest want gij zult in God’s handelwijze geen verandering vinden.

[48:24]

En Hij is het, Die in het dal van Makka hun handen van u en uw handen van hen afhield, nadat Hij u de overwinning over hen had gegeven. En God ziet hetgeen gij doet.

[48:25]

Zij zijn het die niet geloofden en u van de Heilige Moskee afhielden en de offeranden verhinderden hun bestemming te bereiken. En ware het niet om de gelovige mannen en vrouwen die gij niet kent en die gij hadt kunnen vertrappen zodat wegens hen een blaam aan u kon hebben gekleefd zonder dat gij het wist, (zou Hij u hebben toegestaan te vechten, maar Hij deed dat niet) opdat Hij in Zijn barmhartigheid zou opnemen wie Hij wil. Als zij gescheiden waren zouden Wij de ongelovigen onder hen voorzeker met een smartelijke straf hebben gestraft.

[48:26]

Toen de ongelovigen verwaandheid in hun hart verborgen- de verwaandheid der onwetendheid - zond God Zijn kalmte over Zijn boodschapper en over de gelovigen neder en deed hen het woord der rechtvaardigheid nakomen. En zij hadden er recht op en waren het waardig. God heeft kennis van alle dingen.

[48:27]

Voorwaar, God vervulde het visioen van Zijn boodschapper naar waarheid. Voorzeker gij zult de Heilige Moskee (te Makka) in vrede binnengaan met haar geknipt of geschoren zonder vrees. Dus Hij wist wat u onbekend was en Hij heeft u hiervoor een nabijzijnde overwinning toegezegd.

[48:28]

Hij is het, Die Zijn boodschapper met leiding en de godsdienst der Waarheid heeft gezonden, opdat Hij hem moge doen zegevieren over alle (andere) godsdiensten. En God is als Getuige voldoende.

[48:29]

Mohamed is de boodschapper van God. En zij, die met hem zijn, zijn hard tegen de ongelovigen en zachtmoedig onder elkander. Gij ziet hen zich buigen en nederwerpen (in gebed), God’s genade en Zijn welbehagen zoekende - Op hun aangezicht zijn de sporen van het zich ter aarde werpen. Dit is hun beschrijving in de Torah. En hun beschrijving in het Evangelie is als het zaad van koren, dat zijn scheut uitspruit, en dien versterkt, waardoor zij dik wordt en op eigen stengel komt te staan, tot vreugde der zaaiers en woede der ongelovigen. God heeft aan de gelovigen die goede werken doen, vergiffenis en een grote beloning beloofd.

 

De binnenkamers

In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.

[49:1]

O, gij die gelooft, weest niet voorbarig bij God en Zijn boodschapper, maar vreest God. Voorwaar Hij is Alhorend, Alwetend.

[49:2]

O gij gelovigen, verheft uw stem niet boven de stem van de profeet en spreekt niet hardop tot hem, zoals gij hardop tot elkander spreekt, opdat uw werken niet vruchteloos mogen worden zonder dat gij het bemerkt.

[49:3]

Waarlijk, zij die hun stem verzachten in het bijzijn van de boodschapper van God, zijn degenen wier hart God tot rechtvaardigheid heeft gezuiverd. Voor hen is er vergiffenis en een grote beloning.

[49:4]

Zij, die van buiten de huizen uit naar u schreeuwen - de meesten hunner hebben geen verstand.

[49:5]

Als zij geduld tonen totdat gij tot hen komt, zou het beter voor hen zijn. Maar God is Vergevensgezind, Genadevol.

[49:6]

O gij gelovigen, indien een slecht persoon u nieuws brengt, onderzoekt het nauwkeurig opdat gij sommige mensen niet in onwetendheid schaadt en naderhand spijt krijgt van hetgeen gij hebt gedaan.

[49:7]

En weet, dat de boodsehapper van God onder u is; als hij in verschillende opzichten aan uw wensen gehoor zou geven zoudt gij zeker in moeilijkheden zijn geraakt, maar God heeft in uw hart het geloof dierbaar en schoon gemaakt, en ongeloof, buitensporigheid en ongehoorzaamheid afkeurenswaardig. Zo zijn zij, die het rechte pad volgen,

[49:8]

Door de genade en gunst van God. God is Alwetend, Alwijs.

[49:9]

Indien twee partijen van gelovigen beginnen te vechten treft dan een schikking onder hen, maar indien één hunner tegen de andere in overtreding is, bestrijdt dan de overtredende partij totdat zij tot de verordening van God terugkeert. En indien zij terugkomt, sluit dan een rechtvaardige vrede en behandelt hen billijk. Voorwaar, God heeft de rechtvaardigen lief.

[49:10]

De gelovigen zijn voorzeker broeders. Bewaart daarom vrede onder uw broeders en weest godvruchtig opdat u barmhartigheid moge worden betoond.

[49:11]

O, gij die gelooft! Laat een volk het andere volk dat waarschijnlijk beter is dan zij, niet bespotten, noch vrouwen andere vrouwen, die misschien beter zijn dan zij. En belastert elkander niet, noch noemt elkaar bij scheldnamen. Kwaad is (het geven van) een slechte naam na de aanvaarding van het geloof, en zij die geen berouw tonen zijn de onrechtvaardigen.

[49:12]

O, gij die gelooft! Vermijdt in het algemeen verdenking want achterdoeht is een zonde. En spionneert niet, noch belastert elkander. Lust iemand onder u het vlees van zijn dode broeder? Gij verafschuwt het zekerlijk. Vreest God voorzeker, God is Berouwaanvaardend, Genadevol.

[49:13]

O, mensdom! Wij hebben u uit man en vrouw geschapen en Wij hebben u tot volkeren en stammen gemaakt, opdat gij elkander moogt kennen. Voorzeker, de godvruchtigste onder u is de eerwaardigste bij God. Voorwaar, God is Alwetend, Alkennend.

[49:14]

De bewoners der woestijn zeggen: "Wij geloven." Zeg: "Gij gelooft nog niet, maar zegt liever: Wij hebben ons onderworpen want het geloof is uw hart nog niet binnengedrongen. Maar indien gij God en Zijn boodschapper gehoorzaamt, zal Hij u van uw goede daden niets afnemen. " Voorzeker, God is de Vergevensgezinde, de Genadevolle.

[49:15]

De ware gelovigen zijn slechts degenen, die in God en Zijn boodschapper geloven en daarna niet twijfelen, doch met hun bezittingen en persoon voor de zaak van God strijden. Zij zijn de waarachtigen.

[49:16]

Zeg: "Wilt gij God uw geloof doen weten, terwijl Hij weet wat in de hemelen en op aarde is; waarlijk God heeft kennis van alle dingen."

[49:17]

Zij achten het een gunst voor u dat zij de Islam hebben omhelsd. Zeg: "Acht het aannemen van de Islam geen gunst voor mij. Neen, God heeft u een gunst bewezen doordat Hij u tot het geloof heeft geleid als gij waarachtig zijt."

[49:18]

Voorwaar, God kent de geheimen der hemelen en der aarde. Waarlijk God ziet al hetgeen gij doet.

 

Qaaf

In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.

[50:1]

Qaaf. Bij de glorierijke Koran.

[50:2]

Zullen wij in het leven worden geroepen wanneer wij dood gaan en stof zijn geworden? Zulk een terugkeer is onmogelijk."

[50:3]

Zullen wij in het leven worden geroepen wanneer wij dood gaan en stof zijn geworden? Zulk een terugkeer is onmogelijk."

[50:4]

Wij weten wat de aarde van hen verteert en bij Ons is een Boek dat alles bewaart.

[50:5]

Neen, zij hebben de Waarheid verloochend toen deze tot hen kwam, derhalve zijn zij in een verwarde toestand geraakt.

[50:6]

Zien zij niet naar de hemel boven hen hoe Wij deze hebben opgericht en versierd en dat dezelve geen gebreken heeft?

[50:7]

En de aarde - Wij hebben haar uitgespreid en stevige bergen er op gevestigd en Wij hebben er elk prachtig gewas op doen groeien.

[50:8]

Als inzicht en les voor iedere dienaar die zich er toe wendt.

[50:9]

En Wij zenden water vol zegeningen uit de hemel neder en Wij brengen daarmee tuinen en graan voort waarvan kan worden geoogst

[50:10]

En hoge palmbomen met bloeikolve over elkander gegroeid

[50:11]

Als voorziening voor Onze dienaren en Wij verkwikken daarmee een dood land. - Zo zal ook de Opstanding zijn.

[50:12]

Vóór hen verloochende ook het volk van Noach, de mensen van de Bron en het volk van Samoed,

[50:13]

Het volk van Aad, en Pharao en de broeders van Lot eveneens,

[50:14]

En de Bosbewoners, en het volk van Tobba, elk hunner verloochende de boodschapper. Daarom ging de bedreiging in vervulling.

[50:15]

Zijn Wij dan uitgeput door de eerste schepping? Neen, zij zijn in twijfel omtrent de nieuwe schepping.

[50:16]

En voorzeker, Wij hebben de mens geschapen en Wij weten alles wat zijn Ik hem toefluistert. En Wij zijn nader tot hem dan zijn halsader.

[50:17]

Wanneer de twee (engelen) die te boek stellen, schrijven, zit de een aan de rechter-, de andere aan de linkerzijde.

[50:18]

Hij uit geen woord of er is een bewaker bij hem, die altijd klaar staat.

[50:19]

En de bezwijming des doods komt waarlijk. "Dit is hetgeen gij wildet ontvrluchten."

[50:20]

En er zal op de bazuin worden geblazen. "Dit is de Dag der Bedreiging."

[50:21]

En iedere ziel zal tezamen komen met een geleider en een getuige.

[50:22]

Er zal worden gezegd: "Gij waart hieromtrent achteloos. Nu hebben Wij uw sluier van u weggenomen en uw oog ziet deze Dag scherp."

[50:23]

En zijn metgezel zal zeggen: "Dit is hetgeen bij mij gereed is."

[50:24]

Werpt, werpt in de hel elke ondankbare vijand.

[50:25]

Die het goede belette, de overtreder, de twijfelaar,"

[50:26]

Die een andere God naast God oprichtte, doet hem de strenge marteling ondergaan.

[50:27]

Zijn metgezel zal zeggen: "O, onze Heer, ik maakte hem niet opstandig maar hij was te ver afgedwaald."

[50:28]

God zal antwoorden: "Redetwist niet in Mijn tegenwoordigheid, terwijl Ik u de waarschuwing vooraf heb gezonden.

[50:29]

Het vonnis door Mij geveld kan niet worden veranderd en Ik ben in het geheel niet onrechtvaardig jegens Mijn dienaren."

[50:30]

Op die Dag zullen Wij tot de hel zeggen: "Zijt gij gevuld?" En zij zal antwoorden: "Is er nog iets?"

[50:31]

En de Hemel zal dicht bij de rechtvaardigen worden gebracht en niet ver verwijderd.

[50:32]

Dit is hetgeen was beloofd voor een ieder die zich bekeerde en die waakzaam was,

[50:33]

Die de Barmhartige in het verborgene vreesde en met een berouwvol hart tot Hem kwam.

[50:34]

Gaat hier in vrede binnen. Dit is de Dag der Eeuwigheid.

[50:35]

Voor hen zal daarin zijn wat zij wensen en bij Ons is nog meer.

[50:36]

Maar hoevele geslachten hebben Wij (niet) vóór hen vernietigd, die machtiger in gezag waren dan dezen! Zij trokken door het land, maar was er een toevluchtsoord voor hen?

[50:37]

Daarin is voorwaar een vermaning voor hem die een hart heeft of die luistert en oplettend is.

[50:38]

En voorwaar, Wij schiepen de hemelen en de aarde en alles wat er tussen is in zes dagen en geen vermoeidheid raakte Ons.

[50:39]

Heb dus geduld met wat zij zeggen en verheerlijk uw Heer met de lof die Hem toekomt, vóór zonsop- en ondergang.

[50:40]

En verheerlijk Hem ’s nachts en na de gebeden.

[50:41]

En luister! De Dag, waarop de omroeper vanuit een dichtbijzijnde plaats zal roepen,

[50:42]

De Dag, waarop zij de kreet in werkelijkheid zullen horen, dat zal de Tijd zijn van het voor den dag komen.

[50:43]

Voorwaar, Wij zijn het die leven geven en de dood veroorzaken, en tot Ons is de terugkeer.

[50:44]

De Dag, waarop de aarde onder hen vaneen zal splijten, is het verzamelen gemakkelijk voor Ons.

[50:45]

Wij weten het beste wat zij zeggen en gij zijt er niet om hen te dwingen. Vermaan dus met de Koran hem die Mijn bedreiging vreest.

 

De verspreidende winden

In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.

[51:1]

(Wij roepen als getuigen) degenen die wijd en zijd verspreiden,

[51:2]

En degenen die de last dragen,

[51:3]

En degenen die rustig voortgaan,

[51:4]

En degenen die de zaak uitdelen.

[51:5]

Voorzeker, hetgeen u is beloofd, is waar,

[51:6]

En voorwaar, het gericht zal zeker plaats hebben.

[51:7]

Bij de hemelen vol van paden,

[51:8]

Waarlijk gij hebt uiteenlopende meningen,

[51:9]

Daarvan wordt afgewend wie zich (van het ware geloof) afwendt.

[51:10]

Vervloekt zijn zij die vermoedens uiten.

[51:11]

Die onachtzaam zijn in onwetendheid.

[51:12]

Zij vragen: "Wanneer zal de Tijd des Gerichts zijn?"

[51:13]

Het zal op de Dag zijn, wanneer zij in het Vuur zullen worden beproefd.

[51:14]

Ondergaat uw beproeving. Dit is hetgeen gij verhaasttet.

[51:15]

Maar de rechtvaardigen zullen te midden van tuinen en bronnen verkeren,

[51:16]

Nemend hetgeen hun Heer zal geven omdat zij voorheen goed plachten te doen.

[51:17]

Gedurende de nacht sliepen zij weinig.

[51:18]

Tijdens de morgenstond zochten zij vergiffenis.

[51:19]

En van hun rijkdommen was een deel voor de bedelaars en ook voor degenen die niet konden bedelen.

[51:20]

En er zijn tekenen op aarde voor hen die zekerheid van geloof willen hebben,

[51:21]

En ook in uzelf, wilt gij dat niet inzien?

[51:22]

En in de hemel is uw onderhoud en hetgeen u is beloofd.

[51:23]

Bij de Heer van de hemel en de aarde - dit is inderdaad de waarheid zoals gij spreekt.

[51:24]

Heeft het verhaal van Abrahams geeerde gasten u bereikt?

[51:25]

Toen zij bij hem binnentraden en zeiden: "Vrede", antwoordde hij: "Vrede". Hij zeide (bij zichzelven): "Vreemde mensen."

[51:26]

Maar hij ging rustig naar zijn gezin en bracht een (toebereid) vet kalf.

[51:27]

En plaatste het voor hen. Hij zeide: "Wilt gij niet eten?"

[51:28]

Daarop begon hij hen te vrezen. Zij zeiden: "Vrees niet" en zij gaven hem blijde tijding over een wijze zoon.

[51:29]

Toen kwam zijn vrouw, in verbijstering en sloeg de hand voor het gezicht en zeide: "Een verwelkte, bejaarde vrouw!"

[51:30]

Uw Heer heeft het zo gezegd, zeiden zij. "Voorzeker, Hij is de Alwijze, de Alwetende."