Part 27
[51:31]
Abraham
zeide: "Wat is uw taak, o boodsehappers?"
[51:32]
Zij
antwoordden: "Wij zijn naar een schuldig volk gezonden
[51:33]
[51:34]
Door uw
Heer gemerkt (ter verdelging) voor de buitensporigen."
[51:35]
De
gelovigen die daarin waren lieten Wij (veilig) weggaan.
[51:36]
Maar Wij
vonden er slechts één huis der Moslims.
[51:37]
En Wij
lieten daarin een teken achter voor hen, die de pijnlijke straf vrezen.
[51:38]
En in
Mozes (is eveneens een teken), toen Wij hem tot Pharao zonden met openlijk
gezag.
[51:39]
Maar
deze wendde zich af om zijn macht en zeide: "Een tovenaar of een waanzinnige."
[51:40]
Daarom
grepen Wij hem en zijn scharen en wierpen hen in de zee, waardoor hij
zelfverwijt kreeg.
[51:41]
En er
was een teken in de Aad, toen Wij een orkaan tegen hen zonden.
[51:42]
Deze liet
van hetgeen hij teisterde niets over of hij maakte het als as,
[51:43]
En er
was een teken in de Samoed toen er tot hen werd gezegd: "Vermaakt u voor
een wijle."
[51:44]
Maar zij
overtraden het gebod van hun Heer. Daarom achterhaalde hen de bliksem terwijl
zij er naar keken,
[51:45]
En zij
konden niet opstaan noch konden zij zich hiertegen beschermen.
[51:46]
En in
het volk van Noach (is ook een teken), voorwaar zij waren een ongehoorzaam
volk.
[51:47]
Voorzeker
Wij bouwden de hemel door Onze macht en waarlijk Wij zin het, Die hem hebben
uitgebreid.
[51:48]
En Wij
hebben de aarde uitgespreid en hoe uitmuntend hebben Wij dit gedaan.
[51:49]
En Wij
hebben alles in paren geschapen opdat gij er lering uit moogt trekken.
[51:50]
Haast u
daarom tot God. Waarlijk ik ben voor u een duidelijke waarschuwer van Hem.
[51:51]
En werpt
geen andere God op naast God, waarlijk ik ben voor u een duidelijke waarschuwer
van Hem.
[51:52]
En er
kwam tot degenen, die vóór hen waren, geen boodschapper of zij
zeiden: "Dit is een tovenaar of een bezetene!"
[51:53]
Hebben
zij elkander er toe aangespoord? Neen, zij zijn een opstandig volk.
[51:54]
Wend u
daarom van hen af en u zal niets worden verweten.
[51:55]
Maar ga
door met het vermanen want de vermaning helpt degenen die willen geloven.
[51:56]
En ik
heb de djinn en de mensen slechts tot Mijn aanbidding geschapen.
[51:57]
Ik wens
van hen geen onderhoud noch wens Ik dat zij Mij zullen voeden.
[51:58]
Voorzeker,
God is de grootste Voorziener, de Almachtige, de Alsterke.
[51:59]
Voorzeker
het lot der onrechtvaardigen is gelijk aan dat van hun gezellen. Laat hen
derhalve niet wensen dit te verhaasten.
[51:60]
Wee over
de ongelovigen vanwege de Dag waarmede zij worden bedreigd!
De berg
In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.
[52:1]
Bij de
Berg
[52:2]
En bij
het geschreven Boek,
[52:3]
Op
uitgebreide perkament.
[52:4]
En bij
het veelbezochte huis
[52:5]
En bij
het hoogverheven dak
[52:6]
En bij
de boordevolle oceaan,
[52:7]
Voorzeker,
de straf van uw Heer zal worden voltrokken.
[52:8]
Er is
niemand die haar
[52:9]
De Dag
waarop de hemel in beweging zal komen.
[52:10]
En de
[52:11]
Dan wee
op die Dag de loochenaars,
[52:12]
Die zich
in ijdel gesprek vermaken.
[52:13]
De Dag
waarop zij in het Vuur der hel zullen worden geslingerd:
[52:14]
(Men zal
zeggen:) "Dit is het Vuur dat gij placht te loochenen."
[52:15]
Is dit
dan toverkunst of ziet gij niet?
[52:16]
Brandt
daarin; en het zal voor u hetzelfde zijn, of gij geduld of ongeduld toont. U is
slechts vergolden voor hetgeen gij placht te doen.
[52:17]
Voorwaar,
de godvruchtigen zullen in tuinen en gelukzaligheid zijn,
[52:18]
Genietende
van de gaven, die hun Heer hun heeft geschonken en hun Heer heeft hen voor de
marteling van het Vuur behoed.
[52:19]
Eet en
drinkt met genoegen wegens hetgeen gij placht te doen.
[52:20]
(U) op
tronen nedervlijend die in rijen zijn gerangschikt. En Wij zullen hen met
schone meisjes verenigen die grote, mooie ogen hebben.
[52:21]
En met
de gelovigen zullen Wij hun nageslacht, dat hun in het geloof volgt, verenigen.
En Wij zullen zeker niets aan hun werken afdoen. Elk mens is onderpand voor
zijn daden.
[52:22]
En Wij zullen
hun een overvloed van fruit en vlees schenken, volgens hun wensen.
[52:23]
Daar
zullen zij elkander een beker van hand tot hand reiken waarin ijdelheid noch
zonde zal zijn.
[52:24]
En er
zullen knapen rondgaan alsof zij welbewaakte paarlen zijn.
[52:25]
En zij
zullen zich vragend tot elkander wenden.
[52:26]
Zij
zullen zeggen: "Voorheen vreesden wij ter wille van onze families.
[52:27]
Maar God
is ons genadig geweest en heeft ons voor de marteling van de brandende wind
behoed.
[52:28]
Wij
plachten voorheen Hem te aanbidden. Voorzeker, Hij is de Goede, de Genadevolle.
[52:29]
Waarschuw
daarom (o, profeet). Bij de gratie van uw Heer zijt gij noch een waarzegger
noch een bezetene.
[52:30]
Zeggen
zij: "Hij is een dichter en wij wachten of te zijner tijd een ramp over
hem komt?"
[52:31]
Zeg:
"Wacht! Ik wacht ook met u."
[52:32]
Is het
hun verstand, dat hun dit oplegt of zijn zij een opstandig volk?
[52:33]
Of
zeggen zij: "Hij heeft het verzonnen"? - Neen, zij willen niet
geloven -
[52:34]
Laat hen
dan een woord hieraan gelijk naar voren brengen, als zij waarachtig zijn.
[52:35]
Zijn zij
door niets geschapen of zijn zij (hun eigen) schepper?
[52:36]
Schiepen
zij de hemelen en de aarde? Neen, zij willen geen zekerheid hebben.
[52:37]
Bezitten
zij de schatten van uw Heer of zijn zij de bewaarders hiervan?
[52:38]
Hebben
zij een ladder naar de hemel waardoor zij kunnen luisteren? Laat hun luisteraar
dan openlijk gezag tonen.
[52:39]
Heeft
Hij (God) dochters terwijl gij zonen hebt?
[52:40]
Vraagt gij
loon van hen, zodat zij onder schulden gebukt gaan?
[52:41]
Bezitten
zij het onzichtbare, zodat zij het kunnen neerschrijven?
[52:42]
Willen
zij een plan smeden (tegen u)? Maar de ongelovigen zullen door hun eigen plan
worden gevangen.
[52:43]
Hebben zij
een andere God buiten God? God is verheven boven hetgeen zij met Hem
vereenzelvigen.
[52:44]
En
indien zij een stuk van de hemel zien vallen, zullen zij zeggen
"Opgehoopte wolken."
[52:45]
Laat hen
daarom, totdat zij hun Dag ontmoeten waarop zij in onmacht zullen neervallen.
[52:46]
De Dag,
waarop hun samenzwering hen niets zal baten noch zullen zij worden geholpen.
[52:47]
En
voorwaar, voor de onrechtvaardigen is hiervoor een straf. Maar de meesten
hunner beseffen het niet.
[52:48]
Wacht
daarom geduldig op het oordeel van uw Heer. want gij zijt onder Onze ogen en
verheerlijk uw Heer wanneer gij opstaat met de lof die Hem toekomt,
[52:49]
En
verheerlijk Hem ’s nachts en na het verbleken der sterren.
De ster
In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.
[53:1]
Bij de
ster wanneer zij valt,
[53:2]
Uw
metgezel is noch afgedwaald noch afgeweken,
[53:3]
Noch
spreekt hij naar eigen begeerte.
[53:4]
Het is
slechts de Openbaring die wordt nedergezonden.
[53:5]
Hij, die
grote macht heeft, onderwees hem,
[53:6]
Die
kracht bezit. Zo is hij volmaakt geworden
[53:7]
En hij
staat aan de hoogste horizon.
[53:8]
Hij
naderde en kwam steeds nader.
[53:9]
En werd
als de spanning van twee bogen, Ja, nog dichter bij,
[53:10]
En Hij
(God) openbaarde aan Zijn dienaar hetgeen Hij wilde openbaren.
[53:11]
Het hart
loog niet over wat het zag.
[53:12]
Wilt gij
dan met hem redetwisten over hetgeen hij heeft gezien?
[53:13]
En
voorzeker, hij zag hem ook bij een andere nederdaling.
[53:14]
Bij de
Lotusboom waar niemand voorbij mag gaan,
[53:15]
Waarnaast
de Tuin van Verblijf is.
[53:16]
Toen het
goddelijke Licht de Lotusboom overstraalde
[53:17]
Wendde
zijn oog zich niet af, noch ging het de grens te buiten.
[53:18]
Voorwaar,
hij zag de grote tekenen van zijn Heer.
[53:19]
Ziet, de
Laat en de Ozza,
[53:20]
En een
ander, de derde, Manaat?
[53:21]
Zijn
voor u de mannelijke wezens en voor Hem de vrouwelijke?
[53:22]
Dat is
dan een onrechtvaardige verdeling;
[53:23]
Dit zijn
slechts namen die gij uitgedacht hebt - gij en uw vaderen - waarvoor God geen
gezag heeft nedergezonden. Zij volgen slechts hun vermoedens en begeerten. En
voorzeker de leiding van hun Heer is nu tot hen gekomen.
[53:24]
Krijgt
de mens alles waarnaar hij verlangt?
[53:25]
Neen,
aan God behoren het Hiernamaals en deze wereld.
[53:26]
En
hoevele engelen zijn er niet in de hemelen wier voorspraak van geen nut zal
zijn, behalve nadat God verlof heeft gegeven aan wie Hij wil en wie Hem
behaagt.
[53:27]
Zij, die
niet in het Hiernamaals geloven geven de engelen vrouwelijke namen,
[53:28]
Maar zij
hebben daar geen kennis van. Zij volgen alleen een vermoeden en het vermoeden
[53:29]
Wend u daarom
van hem af die zich van de gedachtenis aan Ons afwendt, en die niets wenst dan
het leven dezer wereld.
[53:30]
Zo ver
reikt hun kennis. Voorwaar, uw Heer kent het beste degene die van Zijn pad
afdwaalt en Hij kent het beste degene die Zijn leiding volgt.
[53:31]
En aan
God behoort hetgeen in de hemelen en hetgeen op aarde is, opdat Hij degenen die
slecht deden moge vergelden voor hetgeen zij hebben gewrocht en opdat Hji
degenen die goed doen, met het beste moge belonen.
[53:32]
Zij, die
behalve kleine feilen, de ergste zonden en slechtheden vermijden - voorwaar, uw
Heer is de Heer der Alomvattende Vergiffenis. Hij kende u toen H. u uit aarde
deed ontstaan en toen gij een embryo waart in de baarmoeder uwer moeder. Prijst
daarom uzelf niet om reinheid. Hij kent de godvruchtigen het beste.
[53:33]
Ziet gij
hem die zich afwendt (van het rechte pad)
[53:34]
En die
weinig geeft en vrekkig is?
[53:35]
Bezit
hij de kennis van het onzichtbare, zodat hij kan zien?
[53:36]
Is hem
niet verteld over hetgeen in de geschriften van Mozes staat,
[53:37]
En van
Abraham, die de geboden hield?
[53:38]
Dat geen
drager van last de last van een ander zal dragen;
[53:39]
En dat
de mens niet meer
[53:40]
En dat
zijn streven spoedig zal worden opgemerkt;
[53:41]
Dan zal
hij er volledig voor worden beloond.
[53:42]
En dat
alles uiteindelijk tot uw Heer komt,
[53:43]
En dat
Hij het is, Die doet lachen en wenen
[53:44]
En dat
Hij het is, Die de dood veroorzaakt en het leven geeft.
[53:45]
En dat
Hij de twee echtgenoten schept, de vrouwelijke en de mannelijke
[53:46]
Uit een
levenskiem wanneer deze uitgegoten wordt:
[53:47]
En dat
de volgende opwekking (tot leven) op Hem rust:
[53:48]
En dat
Hij het is Die voldoening en rijkdom geeft
[53:49]
En dat
Hij de Heer van Sirius is.
[53:50]
En dat
Hij de oude (stam van Aad) vernietigde
[53:51]
En
Samoed, en Hij spaarde (hen) niet,
[53:52]
Evenals
het volk van Noach vóórdien; waarlijk zij waren uiterst
onrechtvaardig en opstandig
[53:53]
En Hij
bracht de verwoeste steden ten val,
[53:54]
Zodat
hetgeen bedekken kon, hen bedekte.
[53:55]
Over
welke gaven van uw Heer wilt gij dan redetwisten?
[53:56]
Deze
waarschuwer is gelijk aan de vroegere waarschuwers.
[53:57]
Het Uur
nadert,
[53:58]
Niemand behalve
God
[53:59]
Verwondert
gij u dan over deze aankondiging?
[53:60]
En lacht
gij in plaats van te wenen,
[53:61]
Terwijl
gij achteloos zijt?
[53:62]
Werpt u
voor God neder en aanbidt (Hem).
De maan
In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.
[54:1]
Het Uur
is nabij, en de Maan is opengespleten.
[54:2]
Maar als
zij (de ongelovigen) een teken zien wenden zij zich er van af en zeggen:
"Een voortdurende toverkunst."
[54:3]
Zij verloochenen
en volgen hun eigen begeerten. Maar elke verordening (Gods) zal plaats hebben.
[54:4]
En er
zijn reeds tijdingen tot hen gekomen waarin een waarschuwing ligt.
[54:5]
Volmaakte
wijsheid; maar de waarschuwingen helpen hen niet.
[54:6]
Wend u daarom
van hen af. De Dag waarop de aankondiger hen zal roepen tot iets onaangenaams,
[54:7]
Dan
zullen zij met nedergeslagen ogen uit hun graven komen als verstrooide
sprinkhanen,
[54:8]
Zich
naar de omroeper haastend. De ongelovigen zullen zeggen "Dit is een
moeilijke dag."
[54:9]
Vóór
hen verloochende het volk van Noach, zij verloochenden Onze dienaar en zeiden:
"Een waanzinnige." En hij werd verdreven.
[54:10]
Daarom
bad hij tot zijn Heer: "Ik ben gewis verslagen, sta mij bij."
[54:11]
Toen
openden Wij de poorten van de hemel voor het stromende water.
[54:12]
En Wij
spleten de aarde door bronnen, waar door de wateren elkander ontmoetten volgens
een vastgesteld plan.
[54:13]
En Wij
droegen hem op iets, bestaande uit planken en spijkers.
[54:14]
Het
dreef onder Onze ogen voort als een beloning voor hem, die verworpen was.
[54:15]
En Wij
maakten dit tot een teken. Is er iemand die er lering uit trekt?
[54:16]
Hoe
vreselijk was Mijn straf en Mijn waarschuwing!
[54:17]
En Wij
hebben inderdaad de Koran gemakkelijk gemaakt ter vermaning. Is er iemand die
er lering uit trekt?
[54:18]
Aad
verloochende eveneens. Hoe (ernstig) was Mijn straf en Mijn waarschuwing!
[54:19]
Wij
zonden een woedende wind tegen hen, op een kwade, onvergetelijke dag.
[54:20]
Die
mensen wegtrok als waren zij de stammen van ontwortelde palmbomen.
[54:21]
Hoe
groot was toen Mijn straf en Mijn waarschuwing!
[54:22]
En Wij
hebben inderdaad de Koran gemakkelijk gemaakt ter vermaning. Is er iemand die
er lering uit trekt?
[54:23]
Ook (het
volk van) Samoed verloochende de waarschuwers.
[54:24]
En zij
zeiden: "Moeten wij een man uit ons midden volgen? Dan zouden wij
inderdaad verdwaald en krankzinnig zijn.
[54:25]
Is de
vermaning hem alleen gegeven? Neen, hij is een grote leugenaar en misdadiger."
[54:26]
Morgen
zullen zij weten wie de grote leugenaar en misdadiger is!
[54:27]
Wij
zullen de kameel zenden om hen op de proef te stellen. Let daarom op hen en heb
geduld.
[54:28]
En zeg
hun, dat het water tussen hen is verdeeld en dat de tijd van elke drinkbeurt in
acht moet worden genomen.
[54:29]
Maar zij
riepen hun metgezel, deze nam het (kameel) en verlamde het.
[54:30]
Hoe
vreselijk was toen Mijn straf en Mijn waarschuwing!
[54:31]
Wij
zonden een enkele straf tegen hen en zij werden als droog, vertrapt stro.
[54:32]
En Wij
hebben inderdaad de Koran gemakkelijk gemaakt ter vermaning. Is er iemand die
er lering uit trekt?
[54:33]
Het volk
van Lot verloochende de waarschuwers ook.
[54:34]
En Wij
zonden een storm van stenen over hen allen met uitzondering van de familie van
[54:35]
Als een
gunst van Ons. Zo belonen Wij hen die dank betuigen.
[54:36]
En Lot
had hen inderdaad voor Onze straf gewaarschuwd doch zij trokken de
waarschuwingen in twijfel.
[54:37]
En zij
trachtten hem van zijn gasten af te keren. Daarom verblindden Wij hun ogen en
zeiden: "Ondergaat nu Mijn straf en Mijn waarschuwing."
[54:38]
En de
volgende morgen vroeg kwam er een blijvende straf over hen.
[54:39]
Ondergaat
nu Mijn straf en Mijn waarschuwing.
[54:40]
En Wij
hebben inderdaad de Koran gemakkelijk gemaakt ter vermaning. Is er iemand die
er lering uit trekt?
[54:41]
Er
kwamen ook waarschuwers tot het volk van Pharao.
[54:42]
Zij verwierpen
al Onze tekenen, daarom grepen Wij hen gelijk het grijpen van een krachtige en
machtige.
[54:43]
Zijn uw
ongelovigen beter dan dezen? Of zijt gij vrijgesteld in de geschriften?
[54:44]
Zeggen
zij: "Wij zijn een overwinnende schare?"
[54:45]
De scharen
zullen allen op de vlucht worden gejaagd en zij zullen hun rug tonen.
[54:46]
Neen,
het Uur is hun vastgestelde tijd en het Uur zal uiterst rampzalig en bitter
zijn.
[54:47]
Voorzeker,
de overtreders zullen in dwaling verkeren en zich in een vlammend Vuur
bevinden.
[54:48]
De Dag,
waarop zij met hun aangezicht in het Vuur zullen worden gesleurd, zal er tot
hen worden gezegd: "Voelt de aanraking der hel."
[54:49]
Voorwaar,
Wij hebben alles naar maat geschapen.
[54:50]
En Ons
gebod komt in één oogwenk.
[54:51]
En Wij
hebben inderdaad uw gelijken vernietigd. Is er iemand die er lering uit trekt?
[54:52]
En al
hetgeen zij deden staat in de geschriften.
[54:53]
En
alles, groot of klein, is nedergeschreven.
[54:54]
Voorwaar,
de rechtvaardigen zullen te midden van tuinen en rivieren zijn.
[54:55]
Op de
juiste plaats in de tegenwoordigheid van de Almachtige Koning.
De barmhartige
In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.
[55:1]
De
Barmhartige
[55:2]
Heeft de
Koran onderwezen.
[55:3]
Hij
heeft de mens geschapen
[55:4]
En heeft
hem de uiteenzetting (er van) geleerd.
[55:5]
De zon
en de maan doorlopen hun banen volgens het plan.
[55:6]
En
planten en bomen aanbidden Hem.
[55:7]
Hij
heeft de hemel hoog er boven verheven en een evenwicht bepaald
[55:8]
Opdat gij
het evenwicht niet zoudt verstoren.
[55:9]
Houdt de
weegschaal naar recht en doet aan de maat niet tekort.
[55:10]
En Hij
heeft de aarde voor Zijn schepselen gemaakt:
[55:11]
Daarop
zijn vruchten en palmbomen met scheden,
[55:12]
En
gebolsterd graan en geurige bloemen,
[55:13]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:14]
Hij
schiep de mens uit droge klei, als aardewerk.
[55:15]
En Hij
schiep de djinn uit de vlam van Vuur.
[55:16]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:17]
De Heer
van de twee Oosten en de Heer van de twee Westen!
[55:18]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:19]
Hij
heeft de twee zeeën gescheiden, die elkander eens zullen ontmoeten.
[55:20]
Daartussen
is een versperring geplaatst welke zij niet kunnen passeren.
[55:21]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:22]
Er komen
paarlen en koraal uit beide (zeeën) vandaan.
[55:23]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:24]
En van Hem
zijn de bergenhoge schepen op zee.
[55:25]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:26]
Al
hetgeen is, zal vergaan.
[55:27]
En er
blijft alleen het Aangezicht van uw Heer, de Bezitter van Heerlijkheid en Eer.
[55:28]
Welke
van de gunsten van uw Heer uilt gij dan ontkennen?
[55:29]
Van Hem
smeken allen, die in de hemelen en op aarde zijn, (gunsten) af. Elk dag toont
Hij een andere Heerlijkheid.
[55:30]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:31]
Wij
zullen spoedig met u afrekenen, o gij twee volkeren!
[55:32]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:33]
O, groep
van djinn en mensen; als gij de grenzen der hemelen en der aarde wilt
overschrijden, probeert dit dan. Doch gij zult dit zonder gezag stellig niet
kunnen doen.
[55:34]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:35]
Er
zullen vurige vlammen en gesmolten koper tegen u worden gezonden en gij zult u
niet kunnen verweren.
[55:36]
Welke van
de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:37]
En
wanneer de hemel uiteengespleten en rosssig wordt als een roodgeverfde huid.
[55:38]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:39]
Op die
Dag zullen mens noch djinn worden ondervraagd over hun zonden.
[55:40]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:41]
De
schuldigen zullen aan hun kenmerken worden herkend en zij zullen worden
gegrepen bij haren en voeten.
[55:42]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:43]
Dit is
de hel door de schuldigen verloochend.
[55:44]
Zij
zullen daar tussen vuur en fel kokend water rondgaan.
[55:45]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:46]
Maar er
zullen voor hem die het verschijnen voor zijn Heer vreest, twee tuinen zijn,
[55:47]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:48]
Van
verschillende soort.
[55:49]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:50]
In beide
zullen twee fonteinen stromen.
[55:51]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:52]
Daarin
zullen alle vruchten tweesoortig zijn.
[55:53]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:54]
Zij
zullen zich nedervlijen op divans met tapijten waarvan de voeringen van dikke
zijde zullen zijn. En het fruit der tuinen zal dicht bij de hand liggen.
[55:55]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:56]
Daarin
zullen kuise meisjes zijn met zedige blik, door mens noch djinn ooit
aangeraakt.
[55:57]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:58]
Als
waren zij robijnen en koralen.
[55:59]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:60]
De
beloning van goedheid
[55:61]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:62]
En naast
deze twee zijn er nog twee tuinen.
[55:63]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:64]
Donkergroen
van gebladerte,
[55:65]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:66]
Daarin
zullen ook twee bronnen zijn die water in overvloed spuiten.
[55:67]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:68]
In beide
zullen er vruchten, dadels en granaatappels zijn.
[55:69]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:70]
Daarin
zullen goede en schone meisjes zijn.
[55:71]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:72]
Schonen
in paviljoenen gehuisvest.
[55:73]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:74]
Die
vóór hen mensen noch djinn hebben aangeraakt.
[55:75]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:76]
Rustend
op groene kussens en prachtige tapijten.
[55:77]
Welke
van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
[55:78]
Gezegend
zij de naam van uw Heer, de Bezitter van Heerlijkheid en Eer.
De onoverkomelijke gebeurtenis
In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.
[56:1]
Als de
Gebeurtenis plaats vindt
[56:2]
Zal er
niets dit plaatsvinden kunnen tegenhouden -
[56:3]
Enigen zal
het vernederen, anderen zal het verheffen.
[56:4]
Wanneer
de aarde hevig zal worden geschokt,
[56:5]
En de
[56:6]
Zullen
deze als stof worden verstrooid,
[56:7]
En gij
zult in drie soorten worden verdeeld.
[56:8]
De
mensen aan de rechter kant - hoe (gelukkig zijn) de mensen aan de rechter kant!
[56:9]
En de
mensen aan de linker kant - hoe (ongelukkig) zijn de mensen aan de linker kant!
[56:10]
De
voorbijstrevenden (in het geloof) zullen de eersten zijn,
[56:11]
Dezen
zijn de gunstelingen die God dicht zullen naderen.
[56:12]
In
tuinen van verrukking.
[56:13]
Het zijn
een groot aantal van de eersten.
[56:14]
En
weinigen uit later tijd.
[56:15]
Op
sofa’s doorvlochten met goud en edelgesteenten
[56:16]
Daarop nederliggende,
naar elkander toegewend!
[56:17]
Daar
zullen jonge mannen onder hen rondgaan die niet zullen verouderen
[56:18]
Met
bekers, kannen en kopjes gevuld uit een zilveren bron -
[56:19]
Zij
zullen daarvan geen hoofdpijn krijgen noch zullen zij dronken worden -
[56:20]
En met
fruit dat zij het liefst hebben -
[56:21]
En met
vlees van vogelen dat zij begeren.
[56:22]
En er
zullen schonen zijn met grote, mooie ogen,
[56:23]
Als
verscholen paarlen.
[56:24]
Als beloning
voor hetgeen zij plachten te doen.
[56:25]
Zij
zullen daar geen ijdele gesprekken of zondige taal horen,
[56:26]
Doch het
woord "vrede, vrede."
[56:27]
En zij
die rechts zullen staan - hoe (gelukkig) zijn deze die rechts staan!
[56:28]
Zij zullen
zich bevinden tussen doornloze lotusbomen
[56:29]
En
trossen bananen,
[56:30]
En
dekkende schaduwen,
[56:31]
En
stromende wateren,
[56:32]
En
overvloedig fruit,
[56:33]
Noch
afgesneden, noch verboden,
[56:34]
En edele
vrouwen.
[56:35]
Voorwaar,
Wij hebben dezen tot een wonderligke schepping gemaakt,
[56:36]
Wij
maakten haar maagden,
[56:37]
Beminnelijk,
van gelijke leeftijd.
[56:38]
Tot
degenen aan de rechter kant.
[56:39]
(Behoort)
een groot aantal van de eersten (gelovigen).
[56:40]
En een
groot aantal uit latere tijden.
[56:41]
De
mensen aan de linker kant - hoe (ongelukkig) zijn degenen die aan de linker
kant staan!
[56:42]
Te
midden van verschroeiende winden en kokend water.
[56:43]
En in de
schaduw van zwarte rook,
[56:44]
Noch koel,
noch verfrissend.
[56:45]
Voordien
waren zij inderdaad in weelde (op aarde),
[56:46]
En
volhardden in grote zonde.
[56:47]
En zij
plachten te zeggen: "Als wij dood zijn en stof en beenderen zijn geworden,
zullen wij inderdaad herrijzen?
[56:48]
En ook
onze voorvaderen?"
[56:49]
Zeg:
"Ja, de vroegeren en de lateren
[56:50]
Zullen
tezamen worden verzameld op de vastgestelde tijd van een bepaalde Dag."
[56:51]
Dan, o
gij, die waart verdwaald en hebt verloochend,
[56:52]
Gij
zult. zeker van de boom van Zaqqoem eten,
[56:53]
En zult
er uw buik mee vullen,
[56:54]
En daama
kokend water drinken,
[56:55]
(Drinkende,)
zoals dorstige kamelen drinken,
[56:56]
Dit zal
hun onthaal zijn op de Dag des Gerichts.
[56:57]
Wij schiepen
u, maar waarom wildet gij deWaarheid niet erkennen?
[56:58]
Zeg mij
wat gij verwekt,
[56:59]
Schept
gij het of zijn Wij de Schepper er van?
[56:60]
Wij
hebben de dood onder u verordend en Wij kunnen niet worden tegengehouden
[56:61]
Om
anderen als gij in uw plaats te stellen en u in een toestand te brengen die gij
niet kent.
[56:62]
En zeker
kent gij de eerste schepping. Waarom trekt gij er dan geen lering uit?
[56:63]
Hebt gij
gezien wat gij zaait?
[56:64]
Doen Wij
het groeien of doet gij dat?
[56:65]
Als Wij
het willen, kunnen Wij dat alles tot stof maken, dan blijft gij jammeren.
[56:66]
(Zeggende):
"Wij zijn beladen met borgstelling,
[56:67]
Meer
nog, wij zijn van alles beroofd."
[56:68]
Ziet,
het water dat gij drinkt,
[56:69]
Zijt gij
het die het uit de wolken nederzendt, of zijn Wij de Zender?
[56:70]
Indien
Wij het willen, kunnen Wij het bitter maken. Waarom zijt gij dan niet dankbaar?
[56:71]
En zeg
mij; het vuur dat gij aansteekt,
[56:72]
Zijt gij
het die de boom er voor doet groeien of zijn Wij het?
[56:73]
Wij
hebben het tot een aanmaning en een weldaad gemaakt voor de reizigers in de
wildernissen.
[56:74]
Daarom
verheerlijk de naam van uw Heer, de Verhevene.
[56:75]
En Ik
roep het verschieten der sterren tot getuige
[56:76]
En
inderdaad is dat een grote eed, indien gij het beseft -;
[56:77]
Voorzeker,
dit is (de) verheven Koran,
[56:78]
Een
beschermd Boek,
[56:79]
Dat
niemand zal aanraken behalve zij die zich louteren.
[56:80]
Een
Openbaring van de Heer der Werelden.
[56:81]
Veracht
gij dan deze aankondiging?
[56:82]
En
verzekert gij door de ontkenning ervan uw levensonderhoud?
[56:83]
Waarom
dan, wanneer de ziel van (de stervende) zijn keel bereikt
[56:84]
En gij
ziet toe - op dat ogenblik
[56:85]
Zijn Wij
dichter bij hem dan gij, maar gij ziet dit niet,
[56:86]
Waarom
dan, als gij niet onderdanig zijt,
[56:87]
Brengt
gij haar niet terug indien gij waarachtig zijt?
[56:88]
Als hij
nu behoort tot degenen, die dicht bij God zijn,
[56:89]
Dan is
voor hem geluk en geur en een tuin van verrukking;
[56:90]
En
indien hij behoort tot degenen aan de rechter kant,
[56:91]
Dan
luidt het "Vrede zij u" van degenen aan de rechter kant.
[56:92]
Maar als
hij behoort tot de dwalenden die (de Waarheid) hadden verloochend,
[56:93]
Dan is
voor hem een onthaal op kokend water
[56:94]
En
branden in de hel.
[56:95]
Voorzeker
dit is de werkelijkheid.
[56:96]
Verheerlijk
daarom de naam van uw Heer, de Verhevene.
Het ijzer
In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.
[57:1]
Wat er
ook in de hemelen en op aarde is, verheerlijkt God; Hij is de Almachtige, de
Alwijze.
[57:2]
Van Hem
is het koninkrijk der hemelen en der aarde. Hij doet sterven en leven en Hij
heeft macht over alle dingen.
[57:3]
Hij is
de Eerste en de Laatste, de Zich Manifesterende en de Verborgene, en Hij heeft
kennis van alle dingen.
[57:4]
Hij is
het Die de hemelen en de aarde in zes dagen schiep; daarna zette Hij zich op de
Troon neder. Hij weet wat de aarde ingaat en wat er uit voortkomt, en wat van de
hemelen nederkomt en wat er naar toe opstijgt. Hij is met u waar gij ook zijn
moogt, want God ziet alles wat gij doet.
[57:5]
Van Hem
is het koninkrijk der hemelen en der aarde en naar God worden alle dingen
teruggebracht.
[57:6]
Hij laat
de nacht in de dag overgaan en de dag in de nacht: en Hij is de Kenner van het
innerlijk.
[57:7]
Gelooft
in God en Zijn boodschapper en geeft weg van datgene waarvan Hij u erfgenamen
heeft gemaakt. En zij onder u die geloven en besteden (als weldaad) zullen een
grote beloning ontvangen.
[57:8]
Wat
scheelt u dat gij niet in God gelooft, terwijl de boodschapper u roept om in uw
Heer te geloven en Hij een verbond met u heeft gesloten, indien gij gelovig
zijt?
[57:9]
Hij is
het Die duidelijke tekenen nederzendt aan Zijn dienaar om u van de
Duisternissen in het Licht te brengen en voorwaar, God is Liefderijk Genadevol.
[57:10]
Waarom
geeft gij niet terwille van God, terwijl aan God de erfenis van de hemelen en
de aarde behoort? Degenen onder u die (geld) besteedden en streden vóór
de overwinning zijn niet gelijk maar hoger in rang dan degenen die nadien
(geld) besteedden en streden. En God heeft aan allen het goede beloofd. En God
is op de hoogte van hetgeen gij doet.
[57:11]
Ieder
die met God een goede lening sluit - Hij zal deze voor hem vermenigvuldigen en
hem zal bovendien een voortreffelijke beloning ten deel vallen.
[57:12]
En de
Dag waarop gij de gelovige mannen en vrouwen zult zien, hun licht
vóór hen en aan hun rechter handen uitstralende; verblijdend
nieuws is er voor u op deze Dag! Tuinen waar doorheen rivieren stromen, waarin
gij zult vertoeven. Dat is de opperste zegepraal.
[57:13]
Op de
Dag, waarop huichelaars en huichelaarsters tot de gelovigen zullen zeggen:
"Laat ons iets van uw licht nemen," zal er gezegd worden: "Gaat
terug en zoekt licht." Dan zal er tussen hen een muur worden opgericht met
een poort er in. Aan de binnenkant zal barmhartigheid zijn en aan de buitenkant
zal straf zijn.
[57:14]
(De
huichelaars zullen tot de gelovigen) roepen: "Waren wij niet met u?"
Zij zullen antwoorden: "Ja, maar gij hebt uzelf in verzoeking laten
brengen en gewacht en getwijfeld en uw begeerte bedroog u, totdat de
verordening van God kwam. En de bedrieger bedroog u ten opzichte van God.
[57:15]
Derhalve
zal op deze Dag geen losgeld van u worden aangenomen, noch van degenen die
ongelovig waren. Uw tehuis zal het Vuur zijn; dat is uw vriend en het is een
slechte bestemming!"
[57:16]
Is voor
de gelovigen de tijd nog niet aangebroken dat hun hart nederig worde om God
gedachtig te zijn en de Waarheid (op te nemen), die nedergedaald is? En laten
zij niet worden zoals zij die het Boek vóórdien ontvingen - voor
dezen was de termijn (te) lang geworden waardoor hun hart werd verhard en velen
van hen ongehoorzaam werden.
[57:17]
Weet,
dat God de aarde doet herleven na haar dood. Wij hebben de tekenen duidelijk
voor u verklaard, opdat gij begrijpen moogt.
[57:18]
De
mannen en vrouwen die aalmoezen geven en degenen die met God een goede lening
sluiten - deze zal voor hen vermenigvuldigd worden, bovendien zullen zij een
eervolle beloning ontvangen.
[57:19]
En zij,
die in God en Zijn boodschappers geloven, zijn de waarachtigen en de martelaren
in de ogen van hun Heer; zij zullen hun beloning en hun licht ontvangen. Maar
zij die Onze boodschappen verwierpen en verloochenden, zullen de bewoners der
hel zijn.
[57:20]
Weet,
dat het wereldse leven, alleen spel, vermaak, praalvertoon, pochelij onder
elkander, wedijver in vermeerdering van rijkdom en kinderen, is als de regen
waardoor het plantenleven de kwekers verblijdt. Dan droogt het op, gij ziet het
geel worden en vergaan. En in het Hiernamaals is er een strenge straf en God’s
vergiffenis en welbehagen. En het leven dezer wereld is niets anders dan een
zaak van begoocheling.
[57:21]
Wedijvert
om vergiffenis van uw Heer (te verkrijgen) en voor het paradijs, waarvan de
breedte gelijk is aan de breedte tussen hemel en aarde, bereid voor degenen,
die in God en Zijn boodschappers geloven. Dat is de genade van God. Hij schenkt
deze aan wie Hij wil en God is de Heer van grote genade.
[57:22]
Er
gebeurt geen ongeluk op aarde of aan uzelf zonder dat het is opgetekend in het
Boek voordat Wij het openbaren. Voorzeker - dat is gemakkelijk voor God -
[57:23]
Opdat
gij niet moogt treuren over hetgeen gij verloren hebt noch juichen over hetgeen
Hij u heeft gegeven, want God heeft geen pocher of opschepper lief
[57:24]
(Noch
degenen,) die vrekkig zijn en de mensen aansporen vrekkig te worden en wie zich
van Hem afwendt; voorzeker God is Zichzelf-genoeg, Geprezen.
[57:25]
Voorwaar,
Wij zonden Onze boodschappers met duidelijke bewijzen en openbaarden hun het
Boek en de Weegschaal opdat het mensdom rechtvaardig moge zijn. Wij hebben
ijzer nedergezonden, waardoor grote strijd doch ook grote voordelen voor het
mensdom ontstaan, opdat God degenen moge onderscheiden, die in het ongeziene
Hem en Zijn boodschappers helpen. Zeker, God is Sterk, Almachtig.
[57:26]
En Wij
zonden Noach en Abraham, en Wij plaatsten in hun nageslacht het profetenambt en
het Boek. En enigen van hen waren op het rechte pad, maar de meesten hunner
waren overtreders.
[57:27]
Dan
deden Wij Onze boodschappers in hun voetsporen treden en Wij deden Jezus, de
zoon van Maria, opvolgen en Wij gaven hem het Evangelie. En Wij legden
zachtmoedigheid en barmhartigheid in het hart zijner volgelingen. Doch het
kloosterleven schreven Wij hun niet voor, maar zij vonden dit zelf uit om God’s
welbehagen te zoeken. Zij namen dit echter niet in acht zoals het behoorde.
Toen gaven Wij de gelovigen onder hen een beloning, maar velen onder hen waren
overtreders.
[57:28]
O gij
gelovigen, vreest God en gelooft in Zijn boodschapper. Hij zal u een dubbel
aandeel van Zijn barmhartigheid geven en u een licht verschaffen waarin gij
wandelen zult en Hij zal u vergeven: - Voorwaar, God is Vergevensgezind,
Genadevol.
[57:29]
Opdat de
mensen van het Boek mogen weten, dat zij geen macht hebben over de genade van
God - Voorzeker de genade is in God’s handen, Hij geeft deze aan wie Hij wil. En
God is de Heer van grote genade.