Part 5
[4:24]
En
getrouwde vrouwen, met uitzondering van haar, die gij bezit. Dit is een gebod
van God voor u. Degenen, die daar buiten vallen, zijn u toegestaan; dat gij
zoekt door middel van wat gij bezit haar behoorlijk te huwen en geen overspel
te plegen. En geeft haar een huwelijksgift, tegenover de voordelen, die gij van
haar hebt, dit is verplicht; er zal na het vaststellen daarvan geen zonde op u
rusten in alles wat gij onderling overeenkomt. Voorzeker, God is Alwetend,
Alwijs.
[4:25]
En wie
uwer het niet
[4:26]
God
wenst u te onderrichten en te
[4:27]
En God
wenst Zich in barmhartigheid tot u te wenden, maar zij, die hun lagere begeerte
volgen, wensen dat gij ver zult afdwalen.
[4:28]
God wil
uw last verlichten, want de mens is zwak geschapen.
[4:29]
O, gij
die gelooft, gebruikt elkanders eigendom niet met leugen en bedrog maar handelt
bij onderlinge overeenkomst. En pleeg geen zelfmoord. Voorzeker, God is u
Genadevol.
[4:30]
En wie
dit ook doet bij wijze van overtreding en onrechtvaardigieid, hem zullen Wij in
het Vuur werpen; en dat is voor God eenvoudig.
[4:31]
Als gij
de grootste dingen die u verboden zijn vermijdt, zullen Wij uw zwakheden voor u
bedekken en u tot een plaats van grote eer toelaten.
[4:32]
En begeert
niet datgene, waarmee God sommigen uwer boven anderen deed uitblinken. Mannen
zullen een aandeel hebben in hetgeen zij hebben verdiend en vrouwen zullen een
aandeel hebben in hetgeen zij hebben verdiend. En vraagt om God’s overvloed.
Waarlijk, God kent alle dingen.
[4:33]
En voor
een ieder hebben Wij erfgenamen bepaald ten aanzien van hetgeen de ouders en de
bloedverwanten nalaten; en van degenen met wie uw
[4:34]
Mannen
zijn voogden over de vrouwen omdat God de enen boven de anderen heeft doen
uitmunten en omdat zij van hun rijkdommen besteden. Deugdzame vrouwen zijn dus
zij, die gehoorzaam zijn en heimelijk bewaren, hetgeen God onder haar hoede
heeft gesteld. En degenen, van wie gij ongehoorzaamheid vreest, wijst haar
terecht en laat haar in haar bedden alleen en tuchtigt haar. Als zij u dan
daarna gehoorzamen, zoekt geen weg tegen haar. Waarlijk, God is Verheven,
Groot.
[4:35]
En als
gij een breuk tussen hen vreest, stelt dan een scheidsrechter van zijn familie
en van haar familie aan. Indien zij verzoening wensen zal God deze tussen hen
tot stand brengen. Voorzeker, God is Alwetend, Alkennend.
[4:36]
En
aanbidt God en vereenzelvigt niets met Hem en bewijst vriendelijkheid aan
ouders, verwanten, wezen, de behoeftigen en aan de nabuur, die een vreemdeling
is en de nabuur die een bloedverwant is en aan de metgezel, de reiziger en aan
degenen die onder uw macht zijn. Voorzeker, God heeft de pochers en de
opscheppers niet lief.
[4:37]
Evenmin
die gierig zijn en de mensen aansporen ook gierig te zijn en die hetgeen God
hun van Zijn overvloed heeft gegeven, verbergen. Wij hebben voor de ongelovigen
een vernederende straf bereid,
[4:38]
En voor
degenen, die hun rijkdommen besteden om door de mensen te worden gezien en niet
in God noch in de laatste Dag geloven. En wie Satan als metgezel heeft, heeft
een kwade metgezel.
[4:39]
Wat kan
hun overkomen, indien zij in God en de laatste Dag zouden geloven en hadden
weggegeven van hetgeen God hen heeft geschonken? God kent hen zeer goed.
[4:40]
Waarlijk,
God doet in het geheel geen onrecht aan. Als het een goede daad is
vermenigvuldigt Hij deze en geeft van Zijn kant een grote beloning.
[4:41]
En wat
geschiedt, wanneer Wij een getuige van elk volk zullen roepen en u als getuige
tegen deze zullen brengen?
[4:42]
Op die
Dag zullen zij, die verwierpen en de boodschapper niet gehoorzaamden, wensen,
dat de aarde met hen gelijk zou worden gemaakt en zij zullen geen woord voor
God kunnen verbergen.
[4:43]
O, gij
die gelooft, komt niet tot het gebed als gij bedwelmd zijt; totdat gij weet wat
gij zegt, noch, wanneer gii onrein zijt tot gij u hebt gebaad, tenzij gij
onderweg zijt. En indien gij ziek zijt, of op reis, of een uwer van de
afzondering komt, of gij hebt vrouwen aangeraakt en gij vindt geen water, neemt
dan uw toevlucht tot zuivere aarde en veegt er uw gezicht en handen mee af.
Waarlijk, God is Inschikkelijk, Vergevensgezind.
[4:44]
Ken je
niet degenen, die deel hebben aan het Boek? Zij geven de voorkeur aan dwaling
en wensen, dat ook gij van de (rechte) weg moogt afdwalen.
[4:45]
God kent
uw vijanden goed. God is voldoende als Vriend en God is toereikend als Helper.
[4:46]
Er zijn
onder de Joden, die woorden uit hun verband rukken. En zij zeggen: " Wij
horen en gehoorzamen niet" en "luister je, zonder te horen" en
"Raainaa", terwijl zij woorden verdraaien en het geloof zoeken te
schenden. En indien zij gezegd hadden: "Wij horen en wij gehoorzamen"
en "hoort toe" en ,,Kijk ons aan" het dit beter en oprechter
voor hen zijn geweest. Maar God heeft hen wegens hun ongeloof vervloekt, zij
geloven dus slechts weinig.
[4:47]
O,
mensen van het Boek, gelooft in hetgeen Wij hebben neergezonden, vervullende
hetgeen bij u is voordat Wij uw leiders vernietigen en neerwerpen of hen
vervloeken, zoals Wij het volk van de Sabbath vervloekten. God’s gebod zal volbracht
worden.
[4:48]
Waarlijk,
God vergeeft niet dat men iets met Hem vereenzelvigt, maar Hij zal al hetgeen
daarbuiten staat vergeven, wie Hij wil. En wie iets met God vereenzelvigt,
heeft inderdaad een zeer grote zonde begaan.
[4:49]
Heb je
over hen niet vernomen die zichzelf rein achten? Neen, God is het, Die reinigt,
wie Hij wil. Hen zal niet het minste onrecht worden aangedaan.
[4:50]
Zie, hoe
zij een leugen tegen God smeden. En dat is, voorzeker, een klaarblijkelijke
zonde.
[4:51]
Heb je
degenen niet waargenomen aan wie een gedeelte van het Boek was gegeven? Zij
geloven in afgoden en duivelen en zeggen van de ongelovigen: "Dezen zijn
beter geleid op het pad dan de gelovigen."
[4:52]
Dezen
zijn degenen die God heeft vervloekt en die God vervloekt voor hen zul je geen
helper vinden.
[4:53]
Hadden
zij een aandeel in het koninkrijk dan zouden zij de mensen zelfs het geringste
onthouden.
[4:54]
Of
benijden zij de mensen om hetgeen God hun vanuit Zijn overvloed heeft gegeven?
Waarlijk, Wij gaven aan de kinderen van Abraham het Boek en de Wijsheid en Wij
gaven hun ook een groot koninkrijk.
[4:55]
En
sommigen hunner geloofden er in en sommigen hunner weerhielden anderen er van
te (geloven). De hel, met het laaiende vuur is toereikend (voor hen).
[4:56]
Gewis,
degenen die Onze tekenen verwerpen zullen Wij weldra het Vuur doen binnengaan.
Wij zullen hen telkens, wanneer hun huiden zijn verbrand, andere huiden er voor
in de plaats geven; opdat zij de straf ten volle zullen ondergaan. Waarlijk,
God is Almachtig, Alwijs.
[4:57]
En
degenen, die geloven en goede daden verrichten, zullen Wij tuinen doen
binnengaan waar doorheen rivieren stromen om er eeuwig te vertoeven, daarin
zullen zij reine metgezellen hebben en Wij zullen hen door schaduw omringen.
[4:58]
Voorwaar,
God gebiedt u het u toevertrouwde over te geven aan hen die er recht op hebben
en dat, wanneer gij tussen mensen richt, gij rechtvaardig handelt. En waarlijk,
voortreffelijk is datgene, waartoe God u maant. Voorzeker, God is de Alhorende,
de Alziende.
[4:59]
O, gij
die gelooft, gehoorzaamt God en Zijn boodschapper en degenen, die onder u gezag
hebben. En indien gij over iets twist, verwijst het naar God en Zijn
boodschapper, als gij gelooft in God en de laatste Dag. Dit is beter en
uiteindelijk het beste.
[4:60]
Ken je
niet degenen, die beweren dat zij geloven in hetgeen u is geopenbaard en
hetgeen vóór u is geopenbaard? Zij wensen recht te zoeken bij de
opstandigen ofschoon het hun was geboden, dezen te verwerpen. En Satan wenst hen
ver van het rechte pad te doen afdwalen.
[4:61]
En
wanneer er tot hen wordt gezegd: "Komt tot hetgeen God heeft neergezonden
en tot Zijn boodschapper", zie je dan de huichelaars zich vol afkeer van u
afwenden?
[4:62]
Hoe kan
het dan dat, wanneer een rampspoed over hen komt door hetgeen zij verdienden,
zij zwerend tot u komen: "Bij God, wij beoogden niets dan het goede (te
doen) en verzoening?"
[4:63]
God weet
wat in het hart van dezen is. Wend u daarom van hen af en vermaan hen en spreek
tot hen een doeltreffend woord ten bate van henzelf.
[4:64]
Wij
zenden geen boodschapper of hij moet worden gehoorzaamd volgens God’s gebod.
Als zij tot u waren gekomen, toen zij hun ziel onrecht hadden aangedaan en God
om vergiffenis hadden gevraagd en de boodschapper ook om vergiffenis voor hen
had gevraagd, zouden zij God voorzeker Berouwaanvaardend, Genadevol hebben
bevonden.
[4:65]
Maar
neen, bij uw Heer, zij zullen geen gelovigen zijn, voordat zij u (profeet) tot
rechter maken over al hun geschillen en in hun hart geen aarzeling vinden
aangaande hetgeen gij oordeelt en zij zich geheel en al onderwerpen.
[4:66]
En
indien Wij hun hadden geboden: "Wijdt u ten dode" of: "verlaat
uw huizen" zouden zij het met uitzondering van weinigen hunner niet hebben
gedaan en indien zij hetgeen hun gemaand was te doen, hadden gedaan, zou het
voor hen zeker goed zijn geweest en het, beste ter versterking (van hun
geloof).
[4:67]
En Wij
zouden hun gewis een grote beloning van Ons hebben gegeven.
[4:68]
En Wij
zouden hen zeker op het rechte pad hebben geleid.
[4:69]
En wie
aldus God en deze boodschapper gehoorzaamt, zal zijn onder degenen wie God Zijn
zegeningen heeft geschonken, namelijk, de profeten, de waarachtigen, de
getuigen (martelaars) en de goeden en dezen zijn uitstekende metgezellen.
[4:70]
Dit is
de genade van God en God is toereikend als de Alwetende.
[4:71]
O, gij
die gelooft, neemt uw voorzorgsmaatregelen, rukt dan op in afzonderlijke
groepen of allen tezamen.
[4:72]
En onder
u is hij, die achter blijft en als u een rampspoed overkomt, zegt hij:
"Waarlijk, God is mij genadig geweest omdat ik niet bij hen tegenwoordig
was."
[4:73]
Maar als
een genade van God tot u komt, zegt hij - alsof er geen vriendschap tussen u en
hem bestond - "Ware ik bij hen geweest, dan zou ik inderdaad een groot
voordeel hebben bereikt."
[4:74]
Laten
derhalve zij, die hun tegenwoordig leven voor het leven in het Hiernamaals
willen offeren, voor de zaak van God strijden. En wie voor de zaak van God strijdt,
hetzij hij gedood wordt of overwint, weldra zullen Wij hem een grote beloning
geven.
[4:75]
En
waarom strijd je niet voor de zaak van God en voor de zwakken -- mannen,
vrouwen en kinderen - die zeggen: "Onze Heer, neem ons uit deze stad
waarvan de bewoners onderdrukkers zijn en schenk ons een vriend en een helper
uwerzijds.
[4:76]
Zij die
geloven, strijden voor de zaak van God, maar de ongelovigen strijden voor de
zaak van de boze. Strijdt daarom tegen de vrienden van Satan; voorzeker, Satan’s
plan is zwak.
[4:77]
Zie je
niet degenen, tot wie gezegd werd: "Weerhoudt uw handen, houdt het gebed
en betaalt de Zakaat? " En wanneer het strijden hun is voorgeschreven,
ziet, een deel hunner vreest de mensen zoals men God behoort te vrezen, of zelfs
nog erger en zij zeggen: "Onze Heer, waarom hebt Gij ons het strijden
voorgeschreven? Waarom hebt Gij ons niet voor een korte tijd uitstel
verleend?" Zeg: "Het voordeel van deze wereld is gering en het
Hiernamaals zal beter zijn voor hem die God vreest. En u zal niet het minste
onrecht worden aangedaan.
[4:78]
Waar gij
ook zijt, de dood zal u achterhalen, zelfs al waart gij in sterk gebouwde
torens. En als hen iets goeds overkomt zeggen zij: "Dit komt van God"
en als hen iets kwaads overkomt zeggen zij: "Dit komt van u" (van de
profeet). Zeg: "Alles komt van God". Wat scheelt deze mensen, dat zij
het woord niet willen begrijpen?
[4:79]
Welk
goed ook tot u komt, dat komt van God en welk kwaad u overkomt, komt door
uzelf. En wij hebben u als boodschapper tot de mensheid gezonden; God is als
Getuige toereikend.
[4:80]
Wie de
boodschapper gehoorzaamt, gehoorzaamt inderdaad God en wie zich afkeert - tot
hen hebben wij u niet als bewaker gezonden.
[4:81]
En zij
zeggen: "Gehoorzaamheid", maar wanneer zij van u weggaan, smeedt een
deel hunner plannen in de nacht tegen hetgeen gij hebt gezegd. God tekent op,
al hetgeen zij beramen gedurende de nacht. Wend u dus van hen af en stelt uw
vertrouwen in God alleen. God is toereikend als Voogd.
[4:82]
Denken
zij dan niet na over de Koran? Was deze van iemand anders dan van God dan
hadden zij zeker menige tegenstrijdigheid daarin ontdekt.
[4:83]
En als
er enig nieuws tot hen komt, hetzij over vrede of over vrees, verspreiden zij
het en indien zij het naar de boodschapper hadden verwezen en naar hun
gezaghebbers dan zouden degenen, die het konden verwerken, het zeker hebben
begrepen. En ware God’s genade en Zijn barmhartigheid niet over u, dan zoud je
zeker met uitzondering van enkelen, Satan hebben gevolgd.
[4:84]
Strijd
daarom voor de zaak van God - slechts gij wordt verantwoordelijk gesteld - en
spoor de gelovigen aan. Het kan zijn, dat God de macht der ongelovigen zal
beteugelen en God is sterker in macht en streng in het opleggen van straf.
[4:85]
Wie het
goede bijvalt, zal er aandeel aan hebben en wie het kwade bijvalt zal er een
gelijk aandeel aan hebben; En Aliah houdt toezicht over alles.
[4:86]
En
wanneer gij met een groet wordt begroet, groet dan terug met een betere groet,
of geeft deze althans terug. Voorzeker, God houdt rekening met alle dingen.
[4:87]
God! Er
is geen God, dan Hij. Hij zal u zeker bijeenroepen op de Dag der Opstanding,
waaromtrent geen twijfel is. En wie is waarachtiger in Zijn woord, dan God?
[4:88]
Waarom
ben je betreffende de huichelaars (in) twee partijen (verdeeld)? God heeft hen
neergeslagen wegens hetgeen zij verdienden. Wens je hen te
[4:89]
Zij wensen
dat gij verwerpt, evenals zij hebben verworpen, zodat gij aan hen gelijk zult
worden. Neemt derhalve geen vrienden uit hun midden totdat zij voor de zaak van
God werken. En indien zij tot vijandschap vervallen, grijpt hen dan en doodt
hen waar gij hen ook vindt; en neemt vriend noch helper uit hun midden.
[4:90]
Behalve
degenen die tot een volk behoren waarmee gij een verbond gesloten hebt, of zij
die tot u komen terwijl hun hart zich verzet u te bestrijden of hun eigen volk
aan te vallen. En indien God wilde, zou Hij hun macht tegen u hebben gegeven;
dan zouden zij zeker tegen u hebben gevochten. Dus, als zij zich van u op een
afstand houden en u niet bestrijden en u vrede aanbieden - heeft God u niet
toegestaan iets tegen hen te ondernemen.
[4:91]
Gij zult
anderen vinden die veilig bij u willen zijn en bij hun eigen volk; telkens
wanneer zij tot vijandigheid worden opgeroepen, doen zij blindelings mee. Als
zij zich derhalve niet op een afstand van u houden, noch u vrede aanbieden,
noch hun handen terughouden, grijpt hen dan aan en doodt hen waar gij hen ook
vindt. Tegen dezen hebben Wij u duidelijk gezag gegeven.
[4:92]
Het
betaamt een gelovige niet, een andere gelovige te doden, tenzij dit bij
vergissing gebeurt. En wie een gelovige bij vergissing doodt moet een gelovige
slaaf bevrijden en bloedgeld betalen ter overhandiging aan de erfgenamen,
tenzij deze het uit liefdadigheid kwijtschelden. Maar indien hij (de gedode)
tot een u vijandig gezind volk behoort en een gelovige is, dan moet (de
overtreder) een gelovige slaaf bevrijden en als hij van een volk is waarmee gij
een verbond hebt, dan moet een bloedgeld aan zijn familie worden betaald en een
gelovige slaaf worden bevrijd. Maar wie er geen vindt, moet twee maanden
achtereenvolgens vasten - een boete van God. En God is Alwetend, Alwijs.
[4:93]
En wie
een gelovige opzettelijk doodt, zijn vergelding zal de hel zijn; daarin zal hij
vertoeven. God’s toorn is op hem; Hij heeft hem vervloekt en zal hem een grote
straf bereiden.
[4:94]
O, gij
die gelooft, wanneer gij voor God’s zaak oprukt, onderzoekt dan en zegt niet
tegen iemand die u met de vredesgroet begroet: "U bent geen
gelovige". Zoek je de goederen van dit leven? Bij God zijn goede dingen in
overvloed. Zo was je voordien maar God bewees u Zijn gunst; stelt daaromtrent
een nauwkeurig onderzoek in. Voorzeker, God weet, wat gij doet.
[4:95]
Diegenen
der gelovigen die niets doen, met uitzondering der onbekwamen, zijn niet gelijk
aan degenen die met hun rijkdommen en hun persoon terwille van God strijden.
God heeft degenen, die met hun rijkdommen en hun persoon strijden doen
uitmunten boven de rustenden en aan ieder heeft God het goede beloofd. God zal
de strijders boven de stilzittenden doen uitblinken door een grote beloning,
[4:96]
nl. in
graden, ook van vergiffenis en barmhartigheid. En God is Vergevensgezind,
Genadevol.
[4:97]
Voorwaar
de engelen zullen tot hen die ze doen sterven, terwijl dezen hun eigen ziel
onrecht aandoen, zeggen: "In welke toestand was je?" Zij zullen
antwoorden: "Wij waren in het land machteloos." Zij (de engelen)
zullen echter zeggen: "Was God’s aarde u niet groot genoeg om daarop te
verhuizen?" Zij zijn het, wier tehuis de hel zal zijn en dat is een kwade
bestemming.
[4:98]
Met
uitzondering van de zwakken onder de mannen en vrouwen en kinderen, die geen
middelen tot en beschikking hebben, noch een weg kunnen vinden.
[4:99]
Dezen
zijn het, wie God moge vergeven, want God is de Inschikkelijke, de
Vergevensgezinde.
[4:100]
Wie
terwille van God vlucht, zal op aarde toevluchtsoorden en overvloed vinden. En
wie van zijn huis weggaat, zijn land verlatend terwille van God en Zijn
boodschapper en de dood achterhaalt hem - zijn beloning bij God staat vast; God
is Vergevensgezind, Genadevol.
[4:101]
En
wanneer gij door het land reist, zal het voor u geen zonde zijn het gebed te
bekorten, als gij vreest dat degenen, die niet geloven u last zullen
veroorzaken. Voorwaar, de ongelovigen zijn een openlijke vijand voor u.
[4:102]
En
wanneer gij in hun midden zijt en het gebed voor hen leidt, laat een deel
hunner bij u staan en hun wapenen meenemen. En wanneer zij hun prostratie
hebben verricht, laat hen achter u gaan en laat die andere groep, die nog niet
gebeden heeft naar voren komen en met u bidden en laat hen hun afweermiddelen
en wapenen meenemen. De ongelovigen wensen, dat gij onachtzaam wordt op uw
wapenen en uw bagage, zodat zij u plotseling overvallen. En als gij uw wapenen
opzij legt indien de regen u stoort, of indien gij ziek zijt, zal dat voor u
geen zonde zijn. Maar gij dient uw afweermiddelen steeds mee te nemen.
Voorzeker, God heeft voor de ongelovigen een vernederende straf bereid.
[4:103]
Wanneer
gij het gebed hebt beëindigd, gedenkt dan God, staande, zittende en op uw zijde
liggende. En, wanneer gij veilig zijt, houdt het gebed, voorwaar, het gebed is
de gelovigen op vastgestelde uren opgelegd.
[4:104]
En toont
geen zwakheid in de vervolging van dit (vijandige) volk. Als gij lijdt, lijden
zij ook zoals gij lijdt. Maar gij verwacht van God, wat zij niet verwachten. En
God is Alwetend, Alwijs.
[4:105]
Wij
hebben u waarlijk het Boek (de Koran), dat. de waarheid bevat, neergezonden,
opdat gij tussen de mensen zoudt richten door hetgeen God u heeft onderwezen.
En wees geen pleiter voor de oneerlijken.
[4:106]
En
vraagt vergiffenis van God. Voorzeker, God is Vergevensgezind, Genadevol.
[4:107]
Pleit
niet voor degenen, die hun ziel onrecht aandoen. Voorzeker, God heeft degene,
die volkomen oneerlijk en een groot zondaar is, niet lief.
[4:108]
Zij
trachten zich voor de mensen te verbergen, maar zij kunnen zich niet voor God
verbergen en Hij is bij hen wanneer zij de nacht doorbrengen met een
bespreking, die Hem niet behaagt. God weet, wat zij doen.
[4:109]
Ziet, U
bent degenen die in het tegenwoordige leven voor hen pleiten. Maar wie zal bij
God voor hen pleiten op de dag der opstanding, of wie zal een voogd over hen
zijn?
[4:110]
Wie
kwaad doet of zijn ziel onrecht aandoet en daarna God om vergiffenis vraagt,
zal God Vergevensgezind, Genadevol vinden.
[4:111]
En wie
een zonde begaat, begaat deze slechts jegens zijn eigen ziel. En God is
Alwetend, Alwijs.
[4:112]
Wie een
fout of een zonde begaat en deze dan aan een onschuldige toeschrijft, draagt
voorzeker de (schuld van) lastering en klaarblijkelijke zonde.
[4:113]
Ware
God’s genade en barmhartigheid niet over u, dan zou een gedeelte hunner hebben
besloten u te vernietigen, maar zij vernietigen niemand dan zichzelf en zij
kunnen u in het geheel niet schaden. En God heeft u het Boek en de Wijsheid
neergezonden en heeft u in hetgeen gij niet wist, onderwezen en God’s genade
aan u is groot.
[4:114]
Er
steekt in de beraadslagingen (der huichelaars) niets goeds; in tegenstelling
tot diegenen die tot liefdadigheid of goedheid, of het stichten van vrede onder
de mensen aansporen. En wie dit doet wijl hij God’s welbehagen zoekt, hem
zullen Wij een grote beloning schenken.
[4:115]
En hij,
die zich tegen de boodschapper verzet nadat diens leiding hem duidelijk is
geworden en die een andere weg dan die der gelovigen volgt, Wij zullen hem
laten volgen wat hij wil en Wij zullen hem in de hel werpen. Dat is een kwade
bestemming.
[4:116]
God
vergeeft niet dat iets met Hem vereenzelvigd wordt en Hij zal, buiten dat,
vergeven wie Hij wil. En wie iets met God vereenzelvigt, is inderdaad ver
afgedwaald.
[4:117]
Zij
roepen buiten Hem niets aan dan godinnen dingen en zij roepen niemand aan dan
Satan, de opstandige.
[4:118]
God
heeft hem vervloekt. En hij (Satan) zeide: "Ik zal voorzeker een bepaald deel
van uw dienaren nemen."
[4:119]
En ik
zal hen zeker doen dwalen en ijdele begeerten in hen opwekken en ik zal hen
voorzeker ophitsen en zij zullen de oren van het vee afsnijden en ik zal hen voorzeker
aansporen en zij zullen God’s schepping bederven. Derhalve hij, die buiten God
Satan tot vriend neemt, zal zeker zichtbaar verlies
[4:120]
Hij doet
hun beloften en wekt begeerten en Satan belooft hun niets dan bedrog.
[4:121]
Dezen
zijn het, wier tehuis de hel is en zij zullen voor het Vuur geen wijkplaats
vinden.
[4:122]
Degenen,
die geloven en goede werken verrichten, zullen Wij in tuinen toelaten, waar
doorheen rivieren stromen en zij zullen daar voor eeuwig vertoeven. De belofte
van God is werkelijkheid en wie is waarachtiger in woord, dan God?
[4:123]
Niet
naar uw wensen (de ongelovigen), noch naar de wensen van de mensen van het
Boek. Wie kwaad doet zal er voor worden gestraft en hij zal buiten God vriend,
noch helper vinden.
[4:124]
Maar,
wie goede werken verricht, hetzij man of vrouw, en gelovig is, zal de Hemel
binnengaan en hem zal niet het geringste onrecht worden aangedaan.
[4:125]
En wie
is beter in geloof dan hij, die zich aan God onderwerpt en die het goede doet
en de godsdienst volgt van Abraham de oprechte? God nam Abraham tot vriend.
[4:126]
En aan
God behoort alles, wat in de hemelen en alles wat op aarde is en God omvat alle
dingen.
[4:127]
En zij
(de gelovigen) vragen uw uitspraak over de vrouwen; Zeg: "God geeft u Zijn
uitspraak over haar; alsmede hetgeen u in het Boek (de Koran) is verkondigd
over de weesmeisjes, aan wie gij het haar toegekende niet geeft en die gij
wenst te huwen en over de zwakken onder de kinderen en dat gij de wezen
rechtvaardig moet behandelen. En welke weldaad gij ook verricht, voorzeker, God
weet het goed.
[4:128]
Als een
vrouw mishandeling of onverschilligheid van haar man vreest, zal het geen blaam
voor hen zijn als zij een verzoening met elkander tot stand brengen -
verzoening is het beste. De mensen zijn tot gierigheid geneigd. En als gij goed
doet en rechtvaardig zijt, waarlijk dan is God op de hoogts van wat gij doet.
[4:129]
Gij kunt
geen volkomen gelijkheid tussen vrouwen handhaven, hoe gaarne gij het ook zoudt
wensen. Maar neigt niet geheel tot één, zodat gij de andere in onzekerheid
laat. En als gij u betert en vroom zijt, dan is God voorzeker Vergevensgezind,
Genadevol.
[4:130]
En als
zij scheiden, dan zal God hen beiden door Zijn overvloed onafhankelijk maken;
God is Milddadig, Alwijs.
[4:131]
Aan God
behoort, wat in de hemelen en wat op aarde is. En wij hebben zeker degenen aan
wie vóór u het Boek werd gegeven en ook u geboden: God te vrezen.
Maar als gij verwerpt - voorzeker wat in de hemelen en op de aarde is behoort
aan God en God is Onafhankelijk, Lofwaardig.
[4:132]
En aan
God behoort alles, wat in de hemelen en alles, wat op aarde is en God is
voldoende als Voogd.
[4:133]
Indien
Hij wil, zal Hij u, o volk, wegnemen en anderen in uw plaats brengen en God heeft
de volle macht, dit te doen.
[4:134]
Wie de
beloning dezer wereld verlangt - bij God is de beloning dezer wereld en van de
volgende en God is Alhorend, Alziend.
[4:135]
O, gij
die gelooft, weest voorstanders der rechtvaardigheid, getuigen voor God, zelfs
al was het tegen uzelf, of ouders en verwanten. Hetzij rijk of arm, God is
beter dan beiden. Volgt niet de begeerten, opdat gij niet onrechtvaardig zult
zijn. En als gij de waarheid omzeilt of er u van afwendt, God is goed op de
hoogte van wat gij doet.
[4:136]
O gij
die gelooft, gelooft in God en Zijn boodschapper en in het Boek dat Hij Zijn
boodschapper heeft geopenbaard, en in het Boek, dat Hij voordien openbaarde. En
wie God en Zijn engelen en Zijn Boeken en Zijn boodschappers en de laatste Dag
verwerpt, is waarlijk ver afgedwaald.
[4:137]
Voorzeker,
degenen die geloven, daarna verwerpen, dan wederom geloven dan wederom
verwerpen en daarna in ongeloof toenemen, hen zal God niet vergeven, noch zal
Hij hen op de rechte weg
[4:138]
Verkondig
de huichelaars, dat hen een pijnlijke straf wacht.
[4:139]
Zij, die
ongelovigen tot vrienden nemen liever dan gelovigen, - zoeken zij eer bij hen
hoewel alle eer aan God behoort?
[4:140]
En Hij
heeft u reeds in het Boek ( Koran) geopenbaard, dat wanneer gij hoort dat God’s
tekenen worden verloochend en bespot, gij niet (eerder) met hen samen zult
zijn, dan dat zij zieh met een ander onderwerp bezig houden, anders zoud je hun
gelijk zijn. Voorzeker, God zal de huichelaars en de ongelovigen allen tezamen
in de hel bijeenbrengen.
[4:141]
Degenen,
die afwachten tot u een overwinning van God ten deel valt, zeggen: "Waren
wij niet met u?" En als de ongelovigen er aandeel in krijgen, zeggen zij
(tot hen): "Hebben wij niet de overhand over u gekregen en u beschermd tegen
de gelovigen?" God zal op de Dag des Oordeels tussen u richten en God zal
de ongelovigen op generlei wijze over de gelovigen doen zegevieren.
[4:142]
De
huichelaars trachten God te bedriegen, maar Hij zal hen voor hun bedrog
straffen. En wanneer zij zich oprichten om te bidden, staan zij loom, en tonen
zich aan de mensen en gedenken God slechts weinig,
[4:143]
Weifelend
tussen dat en dit. Zij behoren noch tot dezen, noch tot genen. En voor hem, die
God doet dwalen, zul je geen uitweg vinden.
[4:144]
O, gij
die gelooft, neemt geen ongelovigen tot vrienden boven de gelovigen. Wil je God
een duidelijk bewijs tegen uzelf geven?
[4:145]
De
huichelaars zullen zeker in de diepste diepte van het Vuur zijn en gij zult
voor hen geen helper vinden.
[4:146]
Behalve degenen,
die berouw hebben en zich verbeteren en aan God vasthouden en hun
gehoorzaamheid zuiver houden voor God. Dezen behoren tot de gelovigen. En God
zal de gelovigen weldra een grote beloning geven.
[4:147]
Waarom zou
God u straffen, als gij dankbaar zijt en gelooft? God is Waarderend, Alwetend.