Part 8
[6:111]
En zelfs
al zonden Wij engelen tot hen neer en al spraken de doden tot hen en Wij
verzamelden voor hen alle dingen van aangezicht tot aangezicht, zij zouden er
niet in geloven, tenzij God dit wilde. Maar de meesten hunner gedragen zich
onwetend.
[6:112]
Op
dezelfde wijze hebben Wij een vijand voor elke profeet gemaakt, bozen van onder
de mensen en de djinn. Zij fluisteren elkander vergulde woorden in om te
bedriegen - en als uw Heer had gewild, zouden zij het niet hebben gedaan; laat
hen daarom met rust met hetgeen zij verzinnen.
[6:113]
En opdat
de harten dergenen die niet in het Hiernamaals geloven er zich toe neigen en
zij er tevreden mee mogen zijn en dat zij mogen verdienen hetgeen zij willen
verdienen.
[6:114]
Zal ik
als rechter iemand anders zoeken dan God, terwijl Hij het is, Die u het Boek
heeft neergezonden dat uitvoerig is verklaard? En degenen, wie Wij het Boek
gaven weten dat het van uw Heer is neergezonden met de waarheid; behoort daarom
niet tot degenen die twijfelen.
[6:115]
En het
woord van uw Heer is in waarheid en rechtvaardigheid vervuld. Niemand kan Zijn woorden
veranderen; Hij is de Alhorende, de Alwetende.
[6:116]
En als
gij het merendeel dergenen die op aarde zijn, volgt, zullen zij u van God’s weg
doen afdwalen. Zij volgen slechts vermoedens en zij doen niets dan gissen.
[6:117]
Voorzeker,
uw Heer weet het beste wie van Zijn weg afdwaalt en Hij kent degenen, die recht
geleid zijn.
[6:118]
Eet
daarom van hetgeen waarover de naam van God is uitgesproken als gij in Zijn
tekenen gelooft.
[6:119]
En welke
reden heb je, dat gij niet van datgene zoudt eten, waarover de naam van God is
uitgesproken, terwijl Hij u reeds heeft uitgelegd wat Hij u heeft verboden, -
met uitzondering van datgene waartoe gij gedwongen zijt. En voorzeker, velen
misleiden door hun boze neigingen zonder kennis. Waarlijk, uw Heer kent de overtreders
het beste.
[6:120]
En
schuwt openlijke, alsmede geheime zonden. Gewis, degenen die zonden begaan, zal
voor hetgeen zij doen, worden vergolden.
[6:121]
En eet
niet van hetgeen, waarover de naam van God niet is uitgesproken, want dat is
zeker ongehoorzaamheid. En de bozen sporen hun vrienden aan opdat zij met u
mogen redetwisten. Als gij hen gehoorzaamt zul je inderdaad afgodendienaren
zijn.
[6:122]
Is hij,
die dood was en wie Wij het leven gaven en voor wie Wij een licht maakten
waardoor hij onder de mensen wandelt, gelijk aan hem, wiens toestand zodanig is
dat hij in de duisternissen verblijft waaruit hij niet kan wegkomen? Zo werd
voor de ongelovigen schoonschijnend gemaakt hetgeen zij deden.
[6:123]
En zo
hebben Wij in elke stad de groten tot haar schuldigen gemaakt zodat zij er in
samenspannen en zij smeden slechts tegen hun eigen ziel, maar zij bemerken het
niet.
[6:124]
En
wanneer er tot hen een teken komt, zeggen zij: "Wij zullen niet geloven
voordat ons hetzelfde is gegeven als hetgeen God’s boodschappers is
gegeven." God weet het beste waar Zijn boodschapte plaatsen. Vernedering
bij God en een strenge straf zal de overtreders voorzeker treffen, wegens
hetgeen zij beramen.
[6:125]
Wie God
ook wenst te leiden, Hij verruimt zijn hart voor de Islam en wie Hij wenst te
laten dwalen, zijn hart maakt Hij eng en gesloten alsof hij een hoogte aan het
beklimmen was. Zo legt God degenen die niet geloven, onreinheid op.
[6:126]
En dit
is het rechtleidende pad van uw Heer. Wij hebben de tekenen inderdaad
verduidelijkt voor een volk dat er lering uit wil trekken.
[6:127]
Voor hen
is het Huis van Vrede (het Paradijs) bij hun Heer en Hij is hun Vriend, wegens
hetgeen zij doen.
[6:128]
De Dag,
waarop Hij hen allen tezamen zal verzamelen, (zal Hij zeggen): "O,
gezelschap van djinn, gij hebt een grote hoeveelheid mensen tot u
getrokken." En hun vrienden onder de mensen zullen zeggen: "Onze
Heer, wij hebben van elkander geprofiteerd, maar nu hebben wij de termijn welke
Gij voor ons hebt vastgesteld bereikt." Hij zal zeggen: "Het Vuur is
uw tehuis waarin gij zult vertoeven, behalve wat God moge behagen."
Voorzeker, uw Heer is Alwijs, Alwetend.
[6:129]
En op
dezelfde wijze maken Wij sommigen der onrechtvaardigen tot vrienden voor de anderen,
voor hetgeen zij verdienen.
[6:130]
O,
gezelschap van djinn en mensen. Kwamen er niet uit uw midden boodschappers tot
u die u Mijn tekenen verhaalden en die u voor de ontmoeting van deze Dag
waarschuwden? Zij zullen zeggen: "Wij getuigen tegen onszelven." Het
wereldse leven bedroog hen. En zij zullen tegen zichzelf getuigen, dat zij
ongelovigen waren.
[6:131]
Dit
komt, omdat uw Heer de steden niet onrechtvaardig wilde vernietigen, terwijl de
mensen er van onbewust waren.
[6:132]
En er
zijn voor allen graden overeenkomstig hetgeen zij doen en uw Heer is niet
onopmerkzaam jegens hetgeen zij doen.
[6:133]
En uw
Heer is Onafhankelijk, Barmhartig. En als Hij het wil,
[6:134]
Hetgeen
u is beloofd, zal voorzeker geschieden en gij kunt het niet voorkomen.
[6:135]
Zeg:
"O mijn volk, handel naar uw vermogen, ik handel ook. Gij zult weldra
weten voor wie de uiteindelijke beloning van het tehuis zal zijn."
Waarlijk de onrechtvaardigen slagen nooit.
[6:136]
En zij
hebben God een deel van de oogsten en van het vee aangewezen, dat Hij heeft
voortgebracht en zij zeggen: "Dit is voor God en dit is voor onze
goden," zoals zij het zich denken. Maar hetgeen voor hun afgoden is,
bereikt God niet, terwijl hetgeen voor God is, hun afgoden wel bereikt. Slecht
is hetgeen zij oordelen.
[6:137]
Op
dezelfde manier hebben voor velen der afgodendienaren hun afgoden het doden
hunner kinderen schoonschijnend gemaakt, opdat zij hen mogen vernietigen en
verwarring in hun godsdienst doen ontstaan. En als God het wilde, zouden zij
dit niet hebben gedaan, laat hen daarom met rust met hetgeen zij verzinnen.
[6:138]
Zij
zeggen: "Dit en dat vee en die en die oogsten zijn verboden, niemand zal
er van eten, dan wie het ons belieft" - alzo beweren zij - en er is vee,
welks ruggen verboden zijn en er is vee, waarover zij de naam van God niet
uitspreken en zij bedenken een leugen over Hem. Hij zal hen weldra vergelden,
hetgeen zij verzinnen.
[6:139]
En zij
zeggen: "Hetgeen in de baarmoeders van dit en dat vee is, is uitsluitend
voor onze mannen en is onze vrouwen verboden, maar als het dood geboren wordt
hebben zij allen er deel aan." Hij zal hen naar hun bewering belonen.
Voorzeker, Hij is Alwijs, Alwetend.
[6:140]
Zij, die
hun kinderen door gebrek aan kennis uit domheid doden en hetgeen, waarvan God
hen heeft voorzien, onwettig maken, een leugen over God smedende, zijn
inderdaad afgedwaald - noch kunnen zij recht geleid worden.
[6:141]
Hij is
het, Die tuinen doet ontstaan, wel of niet gestut en de dadelpalm en de
korenvelden, waarvan de vruchten van verschillende soorten zijn en de olijf en
de granaatappel van gelijke en ongelijke soort. Eet de vruchten ervan wanneer
zij vruchten dragen, maar betaalt op de dag van de oogst, wat Hem verschuldigd
is en verkwist het niet. Voorzeker, God heeft de verkwisters niet lief.
[6:142]
En Hij
schiep onder het vee lastvee en slachtvee. Eet van hetgeen God u heeft voorzien
en volgt de voetstappen van Satan niet. Voorzeker, hij is een openlijke vijand
voor u.
[6:143]
Acht, in
paren: Twee van de schapen en twee van de geiten. Zeg: "Zijn het de twee
mannelijke dieren, die Hij heeft verboden, of de twee vrouwelijke dieren,
ofwel, hetgeen de baarmoeders der twee vrouwelijke dieren bevatten? Onderricht
mij met zekerheid, indien gij waarachtig zijt."
[6:144]
En twee
der kamelen en twee der runderen. Zeg: "Zijn het de twee mannelijke dieren
die Hij heeft verboden of de twee vrouwelijke dieren ofwel, hetgeen de baarmoeders
der twee vrouwelijke dieren bevatten? Was je aanwezig toen God u dit oplegde?
Wie is dan onrechtvaardiger dan hij die een leugen over God bedenkt om de
mensen zonder kennis te doen dwalen?" Voorzeker, God leidt het
onrechtvaardige volk niet.
[6:145]
Zeg:
"Ik vind in hetgeen mij is geopenbaard niets, dat een eter is verboden te
eten, met uitzondering van het gestorvene of vloeiend bloed of varkensvlees,
want dit alles is onrein - of, wat in overtreding is, waarover een andere naam
dan God’s is aangeroepen. Maar wie door noodzaak wordt gedreven en niet begerig
is noch de grens overschrijdt: uw Heer is dan voorzeker Vergevensgezind,
Genadevol.
[6:146]
Wij
verboden de Joden alle dieren die klauwen hebben en Wij verboden hun het vet
van runderen, schapen en geiten, anders dan wat hun ruggen of hun ingewanden
dragen of hetgeen met een been is gemengd. Dit is de vergelding, welke Wij hun
voor hun opstandigheid gaven. En Wij zijn voorzeker Waarachtig.
[6:147]
En
indien zij u verloochenen zeg: "Uw Heer is de Heer der alomvattende
Barmhartigheid doch Zijn straf zal van het schuldige volk niet worden
afgewend."
[6:148]
Zij die
afgoderij bedrijven, zullen zeggen: "Als God het had gewild hadden wij
noch onze vaderen afgoderij bedreven, noch hadden wij iets onwettig
verklaard." Op dezelfde wijze loochenden ook zij die vóór
hen waren, totdat zij Onze straf ondergingen. Zeg: "Heb je enige kennis?
Toont het ons dan. Gij volgt niets dan vermoedens en gij doet niets dan
liegen."
[6:149]
Zeg:
"Van God is het afdoende bewijs. Als Hij had gewild zou Hij u zeker allen
hebben geleid."
[6:150]
Zeg:
"Brengt uw getuigen die getuigenis willen afleggen, dat God dit heeft
verboden.’’ Als zij getuigen, getuig niet met hen, noch volg de boze neigingen
van degenen die Onze tekenen verloochenen en van degenen, die niet in het
Hiernamaals geloven en die medegoden aan hun Heer toeschrijven.
[6:151]
Zeg:
"Komt, ik zal u verkondigen, wat uw Heer heeft verboden;" n.l. dat
gij iets met Hem vereenzelvigt en dat gij uw ouders niet goed behandelt en dat
gij uw kinderen uit armoede doodt. - Wij zijn het, Die voor u en voor hen
zorgen - en dat gij onbetamelijke daden hetzij openlijk of in het geheim begaat
en dat gij een ziel ten onrechte doodt die God heilig heeft verklaard. Dit is,
hetgeen Hij u heeft bevolen, opdat gij moogt begrijpen.
[6:152]
Beheert
het eigendom van de wees, voordat hij volwassen is, niet anders dan op de beste
wijze. En geeft de volle maat en het volle gewicht met rechtvaardigheid. Wij
belasten geen ziel boven haar vermogen. En leeft, wanneer gij spreekt,
rechtvaardigheid na, zelfs wanneer het een bloedverwant betreft en vervult het
verbond van God. Dit is, hetgeen Hij u vermaant, opdat gij er lering uit moogt
trekken.
[6:153]
En dit
is het rechte pad dat tot Mij leidt. Volgt het daarom en volgt geen andere
wegen opdat zij u niet van Mijn weg afleiden. Hiertoe vermaant Hij u, opdat gij
vroom moogt zijn.
[6:154]
En Wij
gaven Mozes het Boek, als voltooiing van de gunst aan hem die goed wilde doen
en een uitleg van alle dingen en een leidraad en een barmhartigheid, opdat zij
in de ontmoeting van hun Heer mochten geloven.
[6:155]
En dit
is een Boek dat Wij hebben neergezonden, vol van zegeningen. Volgt het daarom
en hoedt u, opdat u barmhartigheid mag worden betoond.
[6:156]
Opdat gij
niet zoudt zeggen: "Het Boek was alleen geopenbaard voor twee volkeren die
vóór ons leefden, en wij waren inderdaad met de inhoud er van
onbekend."
[6:157]
Of
ingeval gij zoudt zeggen: "Voorzeker, als ons het Boek was neergezonden,
zouden wij beter zijn geleid dan zij." Er is nu een duidelijk bewijs,
leiding en barmhartigheid van uw Heer tot u gekomen. Wie is onrechtvaardiger
dan hij die de tekenen van God verwerpt en er zich van afkeert? Wij zullen
degenen, die zich van Onze tekenen afwenden met een vreselijke straf vergelden
omdat zij zich hebben afgewend.
[6:158]
Verwachten
zij niets anders dan dat engelen tot hen zouden komen, of dat hun Heer zou
verschijnen of dat enige der tekenen van uw Heer zouden plaatshebben? Op de dag,
wanneer enige der tekenen van uw Heer zullen verschijnen, zal het geloven geen
ziel baten die voorheen niet geloofde noch iets goeds door haar geloof
verdiende. Zeg: "Wacht, Wij wachten ook."
[6:159]
Degenen,
die scheiding in hun godsdienst maken en zich in secten verdelen - gij hebt met
hen niets uitstaande. Hun zaak rust in God’s handen dan zal Hij hen bekend
maken met hetgeen zij deden.
[6:160]
Wie een
goede daad verricht zal tienmaal zoveel ontvangen, maar wie een slechte daad
verricht zal alleen een daaraan gelijke vergelding ontvangen; hun zal geen
onrecht worden aangedaan.
[6:161]
Zeg:
"Wat mij betreft, mijn Heer heeft mij op het rechte pad geleid - een goed
geloof, de godsdienst van Abraham, de oprechte. En hij behoorde niet tot de
afgodendienaren."
[6:162]
Zeg:
"Mijn gebed en mijn offer, mijn leven en mijn dood zijn gewijd aan God, de
Heer der Werelden."
[6:163]
Hij
heeft geen gelijken. Zo is mij bevolen en ik ben de eerste der Moslims.
[6:164]
Zeg:
"Zal ik een andere Heer begeren buiten God, terwijl Hij de Heer aller
dingen is?" En geen ziel handelt dan voor zichzelf alleen, noch draagt een
lastdrager de last van anderen. Dan zal uw terugkeer tot uw Heer zijn en Hij
zal u verklaren, waarover gij twisttet.
[6:165]
En Hij
is het, die u op aarde tot opvolgers maakte en Hij heeft sommigen uwer in rang
boven anderen verheven, opdat Hij u door hetgeen Hij u heeft gegeven, moge
beproeven. Voorzeker, uw Heer is vlug in het straffen en voorzeker, Hij is
Vergevensgezind, Genadevol.
De verheven plaatsen
In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.
[7:1]
Alif
Laam Miem Saad.
[7:2]
(Dit is)
een (volmaakt) Boek, dat aan u is geopenbaard - laat er daarom in uw hart geen
twijfel zijn om er mee te waarschuwen; - dit is een aanmaning voor de
gelovigen.
[7:3]
Volgt
hetgeen u van uw Heer is neergezonden en volgt geen andere vrienden, dan Hem.
Hoe gering is de lering, die gij trekt.
[7:4]
Hoeveel
steden hebben Wij vernietigd! Onze straf overviel hen gedurende de nacht of
tijdens de middagslaap.
[7:5]
Toen Onze
Straf over hen kwam, was hun roep niet anders dan dat zij zeiden: "Wij
waren inderdaad onrechtvaardigen."
[7:6]
En Wij
zullen degenen, tot wie de boodschappers waren gezonden zeker ter
verantwoording roepen; en Wij zullen de boodschappers ook ondervragen.
[7:7]
Dan
zullen Wij hen zeker met kennis doen weten; want Wij zijn nooit afwezig.
[7:8]
En het
wegen (der menselijke daden) zal op die Dag eerlijk zijn. Degenen, wier schalen
zwaar zijn zullen slagen.
[7:9]
En zij,
wier schalen licht zullen zijn, deden hun zielen tekort, omdat zij ten opzichte
van Onze tekenen onrechtvaardig waren.
[7:10]
En Wij
hebben u op aarde gevestigd en u daarop van middelen van bestaan voorzien. Hoe
weinig dankbaar was je!
[7:11]
Wij
schiepen u, daarna vormden Wij u; toen zeiden Wij tot de engelen:
"Onderwerpt u aan Adam" en zij onderwierpen zich, behalve Iblies; hij
behoorde niet tot degenen die zich onderwierpen.
[7:12]
(God)
zeide: "Wat belette u, u te onderwerpen, toen Ik u (dat) gebood?" Hij
antwoordde: "Ik ben beter dan hij. Gij hebt mij uit vuur en hem uit klei
geschapen.
[7:13]
(God)
zeide: "Verwijder u van hier - het is niet aan u, hier hoogmoedig te zijn.
Ga heen, gij behoort stellig tot degenen, die vernederd zullen worden."
[7:14]
Hij
zeide: "Geef mij uitstel tot aan de Dag waarop zij zullen worden
opgewekt."
[7:15]
(God)
zeide: "U is uitstel verleend."
[7:16]
Hij
antwoordde: "Welnu, daar gij mij liet dwalen zal ik hen voorzeker in de
weg gaan zitten op Uw rechte pad."
[7:17]
Dan zal
ik mij gewis vóór hen en achter hen en van hun rechter en van hun
linker zijde tonen en Gij zult de meesten hunner niet dankbaar vinden.
[7:18]
(God)
zeide: "Ga heen, veracht en verworpen. Wie hunner u ook zal volgen, Ik zal
voorzeker de hel met u allen vullen."
[7:19]
O, Adam,
vertoef met uw vrouw in de tuin en eet, wat gij wilt, maar nadert deze boom
niet, anders zul je tot de onrechtvaardigen behoren.
[7:20]
Maar
Satan fluisterde hun (boze ingevingen) in opdat hij hun naaktheid zou openbaren
die voor hen verborgen was, en zeide: "Uw Heer heeft u deze boom alleen
verboden, opdat gij geen engelen of eeuwig- levenden zoudt worden."
[7:21]
En hij
zwoer tot hen: "Ik ben voor u zeker een oprechte raadgever."
[7:22]
Zo deed
hij hen door bedrog vallen. En toen zij van de boom proefden werd hun naaktheid
hun duidelijk en zij begonnen zich te bedekken met bladeren uit de tuin. En hun
Heer riep hen en zeide: "Verbood Ik u die boom niet en zeide Ik niet tot
u: ’Voorwaar, Satan is een openlijke vijand voor u’?"
[7:23]
Zij
antwoordden: "Onze Heer, wij hebben onszelf onrecht aangedaan en als Gij
ons niet vergeeft en ons niet genadig zijt, zullen wij zeker tot de benadeelden
behoren.
[7:24]
Hij
zeide: "Gaat heen, sommigen uwer zullen de vijanden van anderen zijn. En
er is voor u een verblijfplaats op aarde en een voorziening voor een bepaalde
tijd."
[7:25]
Hij
zeide: "Gij zult daarop leven en sterven en gij zult daarvandaan worden
opgewekt."
[7:26]
O
kinderen van Adam! Wij hebben u inderdaad kleding neergezonden om uw naaktheid
te bedekken, ook om sierlijk te zijn, doch het kleed van godsvrucht is het
beste. Dit is een teken van God, opdat zij er lering uit mogen trekken.
[7:27]
O
kinderen van Adam, laat Satan u niet verleiden, zoals hij uw ouders uit het
paradijs verdreef en hen van hun kleding beroofde, opdat hij hun hun naaktheid
mocht tonen. Waarlijk, hij ziet u, hij en zijn stam, vanwaar gij hen niet ziet.
Voorzeker, Wij hebben de duivelen vrienden gemaakt voor hen, die niet geloven.
[7:28]
En
wanneer zij een slechte daad begaan, zeggen zij: "Wij zagen dit onze
vaderen doen en God heeft het ons bevolen." Zeg: "God legt nooit
slechte daden op. Zeg je van God, hetgeen gij niet weet?"
[7:29]
Zeg:
"Mijn Heer heeft rechtvaardigheid bevolen. En dat gij uw aandacht
behoorlijk richt, ter gelegenheid van aanbidding en Hem aanroept in zuivere
gehoorzaamheid aan Hem. Zoals Hij u deed ontstaan, zo zul je weerkeren.
[7:30]
Sommigen
heeft Hij geleid en bij anderen werd dwaling hun deel. Zij hebben buiten God de
bozen tot vrienden genomen en zij denken dat zij recht geleid zijn.
[7:31]
O,
kinderen van Adam, let op uw uiterlijk ter gelegenheid van aanbidding en eet en
drinkt, maar verkwist niet. Hij heeft de verkwisters zeker niet lief.
[7:32]
Zeg:
"Wie heeft de tooi van God, die Hij voor Zijn dienaren heeft voortgebracht
en zuiver voedsel, verboden?" Zeg: "Zij zijn ook voor de gelovigen in
het tegenwoordige leven en voor hen alleen op de Dag der Opstanding." Zo
verklaren Wij de tekenen aan een volk dat begrip heeft.
[7:33]
Zeg:
"Mijn Heer heeft slechte daden, hetzij openlijk of in het geheim verboden
en zonde en ongerechtvaardigde opstand; en dat gij datgene met God
vereenzelvigt, waarvoor Hij u geen gezag heeft neergezonden en dat gij van God
dingen zegt, die gij niet weet.
[7:34]
En er is
voor elk volk een termijn en wanneer hun tijd is gekomen kunnen zij geen uur
uitstel krijgen, noch kunnen zij vooruitlopen.
[7:35]
O,
kinderen van Adam, als boodschappers vanuit uw midden tot u komen, die Mijn
tekenen aan u voordragen, dan, wie God zal vrezen en goede daden verrichten,
over hen zal geen vrees komen, noch zullen zij treuren.
[7:36]
Maar
zij, die Onze tekenen verloochenen en er zich hoogmoedig van afkeren - dezen
zullen de bewoners van het Vuur zijn, zij zullen daarin vertoeven.
[7:37]
Wie is
dan onrechtvaardiger dan hij, die een leugen over God uit, of Zijn tekenen
verloochent? Dezen zijn het, die hun lot zullen ondergaan zoals het verordend
is, als Onze boodschappers hen zullen bezoeken om hun zielen weg te nemen; zij
zullen hen vragen: "Waar is hetgeen gij naast God aanriept?" Zij
zullen antwoorden: "Het is verloren geraakt voor ons," en zij zullen
tegen zichzelven getuigen, dat zij ongelovig waren.
[7:38]
Hij zal
zeggen: "Gaat onder de volkeren van djinn en mensen die vóór
u heengingen, het Vuur binnen." Steeds wanneer een volk er binnengaat zal
het zijn zustervolk vervloeken, totdat, wanneer zij er allen opeenvolgend in
zijn aangekomen, de laatsten over de eersten hunner zullen zeggen: "Onze
Heer, dezen deden ons dwalen, geef hun daarom een dubbele straf van het
Vuur." Hij (God) zal zeggen: "Er is voor iedereen het dubbele, maar
gij weet het niet.’’
[7:39]
En de
eersten hunner zullen tot de laatsten zeggen: "U bent niet boven ons
verheven, smaakt daarom de straf voor al hetgeen gij deedt."
[7:40]
Voorzeker,
voor hen die Onze tekenen verloochenen en er zich hoogmoedig van afwenden,
zullen de poorten van de Hemel niet worden geopend, noch zullen zij in het
paradijs komen; eer zou een kameel door het oog van een naald gaan. En zo vergelden
Wij de daden der schuldigen.
[7:41]
Zij
zullen de hel tot bed en bedekkingen hebben. En zo vergelden Wij de
onrechtvaardigen.
[7:42]
Maar,
die geloven en goede werken verrichten - Wij belasten geen ziel boven haar
vermogen - dezen zullen de bewoners van het paradijs zijn, zij zullen daarin
vertoeven.
[7:43]
Welke
wrok er ook in hun hart moge zijn, wij zullen deze van hen verwijderen. Er
zullen rivieren voor hen vloeien. En zij zullen zeggen: "Alle lof komt God
toe, Die ons hiertoe heeft geleid. En als God ons niet had terechtgewezen,
hadden wij geen leiding kunnen vinden. De boodschappers van onze Heer brachten
inderdaad de waarheid." En er zal hen worden toegeroepen: "Dit is het
paradijs, dat u als erfdeel is gegeven, voor hetgeen gij deedt."
[7:44]
De
bewoners van het paradijs zullen naar de bewoners van de hel roepen: "Wij
hebben bevonden waar te zijn, wat onze Heer ons beloofde. Heb je ook bevonden,
waar te zijn wat uw Heer u beloofde?" Zij zullen zeggen: "Ja."
Dan zal er een woordvoerder onder hen verkondigen: "De vloek van God rust
op de onrechtvaardigen,
[7:45]
Die
anderen van het pad van God weerhielden, het oneffen wensende, en die het
Hiernamaals verwierpen."
[7:46]
En er
zal een scheiding tussen beiden zijn; en er zullen op de verheven plaatsen
mannen zijn die allen aan hun merktekenen herkennen. En zij zullen tot de
bewoners van het paradijs roepen: "Vrede zij over u.’’ Dezen zullen het
paradijs nog niet zijn binnengegaan, maar zij hopen het.
[7:47]
En
wanneer hun ogen naar de bewoners van het Vuur zijn gericht, zullen zij zeggen:
"Onze Heer, plaats ons niet onder het onrechtvaardige volk."
[7:48]
En de
bewoners van de verheven plaatsen zullen tot de mensen die zij aan hun
merktekenen herkennen roepen: "Uw aantal, noch datgene waarover gij hoogmoedig
waart, heeft u kunnen helpen."
[7:49]
Zijn
dezen het aangaande welke gij hebt gezworen dat God hun geen barmhartigheid zou
schenken? "Gaat het paradijs binnen, er zal geen vrees over u komen, noch
zul je treuren,"
[7:50]
En de
bewoners van het Vuur zullen tot de bewoners van het paradijs roepen:
"Giet wat water over ons uit of iets, waarmnee God u heeft voorzien."
Zij zullen antwoorden: "God heeft voorzeker dit voor de ongelovigen
verboden."
[7:51]
Degenen,
die hun godsdienst tot tijdverdrijf en tot vermaak namen en wie het leven van
de wereld had bedrogen, Wij zullen hen deze Dag vergeten, zoals zij de
ontmoeting op deze dag vergaten en zoals zij Onze tekenen verwierpen.
[7:52]
En Wij
hebben hun voorzeker een Boek gebracht, dat Wij met kennis hebben uiteengezet,
als leiding en barmhartigheid voor een volk dat gelooft.
[7:53]
Wachten
zij slechts op (een andere) verklaring daarvan? De Dag, waarop deze komen zal,
zullen degenen die het voorheen vergaten, zeggen: "De boodschappers van
onze Heer brachten inderdaad de waarheid, zullen wij dan enige bemiddelaars
hebben, die voor ons zullen bemiddelen? Of konden wij worden teruggezonden
(naar de aarde), opdat wij anders mochten doen, dan hetgeen wij deden?"
Zij deden hun ziel inderdaad tekort en hetgeen zij verzonnen is voor hen
verloren gegaan.
[7:54]
Voorzeker,
uw Heer is God, Die de hemelen en de aarde in zes dagen schiep; daarna zette
Hij Zich op deTroon neer. Hij doet de nacht de dag bedekken, die hem snel
opvolgt. De zon en de maan en de sterren zijn door Zijn gebod in dienst
gesteld. Voorwaar, van Hem is de schepping en het gebod. Gezegend is God, de
Heer der Werelden.
[7:55]
Roept uw
Heer in nederigheid en in het verborgene aan. Hij heeft de overtreders zeker
niet lief.
[7:56]
En
schept geen wanorde op aarde, nadat zij is geordend en roept Hem met vrees en
hoop aan. Voorzeker, de Barmhartigheid van God is de goeden nabij.
[7:57]
En Hij
is het, Die de winden als blijde tijdingen voor Zijn barmhartigheid uitzendt;
totdat, wanneer zij zware wolken dragen, Wij ze naar een dor land drijven,
daarna zenden Wij er water uit neer, dan brengen Wij alle soorten vruchten
voort; zo wekken Wij de doden op, opdat gij er lering uit moogt trekken.
[7:58]
En het
goede land - de plantengroei komt er in overvloed van voort door het gebod van
zijn Heer - en hetgeen slecht is levert alleen schaarste op. Zo wisselen Wij de
tekenen af voor een volk dat dankbaar is.
[7:59]
Wij
zonden Noach tot zijn volk en hij zeide: "O, mijn volk, aanbidt God, gij
hebt geen god naast Hem. Ik vrees voor u de straf van de grote Dag."
[7:60]
De
leiders van zijn volk antwoordden: "Wij zien dat gij in openlijke dwaling
verkeert."
[7:61]
Hij
zeide: "O, mijn volk, er is in mij geen dwaling, doch ik ben een
boodschapper van de Heer der Werelden."
[7:62]
Ik breng
u de boodschappen van mijn Heer over en geef u oprechte raad en ik weet van God
wat gij niet weet.
[7:63]
Verwonder
je, dat er een aanmaning van uw Heer tot u is gekomen door een man uit uw midden
opdat hij u moge waarschuwen en opdat gij rechtvaardig moogt worden en opdat u
barmhartigheid moge worden betoond?
[7:64]
Maar zij
verloochenden hem; Wij redden hem en degenen die met hem in de ark waren en Wij
verdronken degenen, die Onze tekenen verwierpen. Zij waren inderdaad een
verblind volk.
[7:65]
En tot
(het volk van) Aad (zonden Wij) hun broeder Hoed. Hij zeide: "O mijn volk,
aanbidt God, gij hebt geen andere god naast Hem. Wil je dan niet (God)
vrezen?"
[7:66]
De
ongelovige leiders van zijn volk zeiden: "Wij zien u als een dwaze en wij
denken, dat gij tot de leugenaars behoort."
[7:67]
Hij
antwoordde: "O, mijn volk, er is in mij geen dwaasheid, maar ik ben een
boodschapper van de Heer der Werelden."
[7:68]
Ik breng
u de woorden van mijn Heer en ik ben voor u een eerlijke raadgever.
[7:69]
Verwonder
je, dat er een waarschuwing van uw Heer tot u is gekomen door een man uit uw
midden, opdat hij u moge waarschuwen?
Hij maakte u na het volk van Noach tot erfgenamen en deed u overvloedig
in kracht toenemen. Gedenkt daarom de gunsten van God, opdat gij moogt
slagen."
[7:70]
Zij
zeiden: "Zijt gij tot ons gekomen opdat wij God alleen moeten aanbidden en
de goden die onze vaderen aanbaden zullen verlaten? Breng ons dan hetgeen
waarmee gii ons bedreigt, als gij oprecht zigt."
[7:71]
Eij
antwoordde: "Straf en toorn van uw Heer hebben u reeds getroffen. Redetwis
je met mij over namen, die gij hebt genoemd - gij en uw vaderen - waarvoor God
geen gezag heeft neergezonden? Wacht dan, ik ben met u onder de wachtenden."
[7:72]
En Wij
redden hem en degenen, die met hem waren door Onze barmhartigheid en Wij sneden
de levenswortel af van degenen die Onze tekenen verloochenden. En dezen waren
geen gelovigen.
[7:73]
Naar de
Samoed (kwam) hun broeder Salih. Hij zeide: "O mijn volk, aanbidt God; gij
hebt geen andere god naast Hem. Voorwaar er is een duidelijk bewijs van uw Heer
tot u gekomen; deze kamelin is van God, een teken voor u. Laat haar daarom met
rust opdat zij zich van God’s aarde moge voeden en doet haar geen leed, anders
zal een pijnlijke straf u bereiken."
[7:74]
En
herinnert u, toen Hij u na (het volk van) Aad tot opvolgers maakte en u
vestigde in het land; gij bouwdet paleizen in de vlakten en gij hieuwt huizen
uit de
[7:75]
De
leiders van zijn volk, die aanmatigend waren, zeiden tot de gelovigen, die zij
zwak achtten: "Weet je zeker, dat Salih een door zijn Heer gezondene
is?" Zij antwoordden: "Wij geloven voorzeker in hetgeen, waarmee hij
gezonden is."
[7:76]
Degenen
die aanmatigend waren zeiden: "Voorwaar, wij geloven niet in hetgeen
waarin gij gelooft."
[7:77]
Toen
verlamden zij de kamelin en overtraden het gebod van hun Heer en zeiden: "O,
Salih, breng ons hetgeen, waarmee gij ons hebt bedreigd, als gij tot de
boodschappers behoort."
[7:78]
De
aardbeving overviel hen en zij lagen uitgestrekt op de grond in hun huizen.
[7:79]
Toen
wendde Salih zich van hen af en zeide: "O, mijn volk, ik bracht u de
boodschap van mijn Heer en bood u oprechte raad aan, maar gij houdt niet van
oprechte raadgevers."
[7:80]
En
[7:81]
Gij
nadert met wellust mannen, in plaats van vrouwen. Neen, U bent een volk dat de
perken te buiten gaat.
[7:82]
Het
antwoord van zijn volk was slechts: "Verdrijft hen uit uw stad, want zij
zijn mannen die zich rein willen houden."
[7:83]
Wij redden
hem en zijn familie, met uitzondering van zijn vrouw, zij behoorde tot de
achterblijvenden.
[7:84]
En Wij
deden een regen van stenen over hen komen. Ziet nu wat het einde was van de
schuldigen.
[7:85]
En tot
Midian hun broeder Shoaib. Hij zeide: "O, mijn volk, aanbidt God, gij hebt
geen god naast Hem. Er is inderdaad een duidelijk teken van uw Heer tot u
gekomen. Geeft daarom volle maat en ruim gewicht en vermindert het aan de
mensen verschuldigde niet en schept geen wanorde op aarde nadat zij geordend
is. Dit is beter voor u, als gij gelovigen zijt."
[7:86]
En wacht
niet op de wegen om degenen die in Hem geloven te bedreigen en van het pad van
God af te houden en het oneffen te maken. En gedenkt, hoe gij weinigen waart en
Hij u vermenigvuldigde. En ziet wat het einde was van de onruststokers.
[7:87]
En als
er een groep onder u is die gelooft in hetgeen waarmee ik ben gezonden en een
andere groep die dit niet gelooft, wacht dan geduldig totdat God onder ons
richt. Want Hij is de beste Rechter.