De vertelling
In naam van God, de
Barmhartige, de Genadevolle.
[28:1]
Taa Sien Miem.
[28:2]
Dit zijn de verzen van het duidelijke
Boek.
[28:3]
Wij dragen u het verhaal van Mozes en de farao voor, in
waarheid, ten bate van een volk dat wil geloven.
[28:4]
Waarlijk, de farao handelde aanmatigend in het land en deed
het volk er van in partijen scheiden; van een groep die hij als
zwak beschouwde doodde hij de zonen en spaarde de vrouwen. Zeker,
hij behoorde tot de onheilstichters.
[28:5]
En Wij wensten hun die op aarde als
zwak beschouwd werden een gunst te bewijzen door hen tot erfgenamen en leiders
te maken.
[28:6]
En hen te vestigen op aarde; om de
farao en Hamaan en hun scharen datgene te tonen waarvoor zij vreesden.
[28:7]
En Wij openbaarden aan de moeder van Mozes: "Zoog hem;
en indien je voor hem vreest, werp hem dan in de rivier en vrees noch treur;
want Wij zullen hem aan u teruggeven en zullen hem tot een boodschapper
maken."
[28:8]
En de farao’s familie nam hem op zodat hij voor hen een
vijand en een smart zou worden; want de farao en Hamaan en hun scharen waren
boosdoeners.
[28:9]
En de farao’s vrouw zeide: "(Dit kind is) een troost
voor de ogen voor u en voor mij. Dood hem niet. Hij
[28:10]
En het hart der moeder van Mozes werd vrij (van angst). Zij
had het bijna onthuld als Wij haar hart niet gesterkt hadden om tot de
gelovigen te behoren.
[28:11]
En zij zeide tot zijn zuster: "Ga hem achterna."
Zij sloeg hem van verre gade en de anderen bemerkten het niet.
[28:12]
En Wij hadden hem de minnen voordien verboden. Daarom zeide
zij (zijn zuster): "Zal ik u een familie noemen die hem voor u zal
grootbrengen en die voor hem welwillend zal zijn?"
[28:13]
Zo gaven Wij hem aan zijn moeder terug opdat haar oog
getroost mocht worden en opdat zij niet behoefde te treuren en opdat zij mocht
weten dat de belofte van God waar is. Maar de meeste mensen kennen (de
Waarheid) niet.
[28:14]
En toen hij volwassen werd en zijn volle kracht had bereikt,
gaven wij hem wijsheid en kennis; zo belonen Wij hen die goed doen.
[28:15]
En hij ging de stad binnen op een tijdstip waarop de
bewoners achteloos waren, en hij vond er twee vechtende mannen, de ene van zijn
eigen volk en de andere van zijn vijanden. En hij die van zijn volk was zocht
hulp tegen hem die tot zijn vijanden behoorde. Daarom stompte Mozes hem zodat
deze stierf. Hij zeide: "Dit is Satan’s werk, en deze is inderdaad een
vijand en openbare verleider."
[28:16]
Hij zeide: "Mijn Heer, ik heb mijn eigen ziel onrecht
gedaan, bescherm mij." Daarom vergaf Hij hem; want Hij is de
Vergevensgezinde, de Genadevolle.
[28:17]
Hij zeide: "Mijn Heer, door de gunsten die Gij mij hebt
bewezen zal ik nooit de schuldigen ondersteunen."
[28:18]
En in de morgen was hij in de stad, vrezend, op zijn hoede;
en ziet! hij, die de vorige dag zign hulp had gezocht riep wederom tot hem om
hulp. Mozes zeide tot hem: "Gij zijt voorzeker stellig een dwalende."
[28:19]
En toen hij hem wilde grijpen die een vijand van beiden was,
zeide deze: "O Mozes, wilt je mij ook doden, zoals je gisteren een man
gedood hebt? Je wenst slechts een geweldenaar te worden in het land en wilt
geen vredestichter zijn."
[28:20]
En er kwam een man aangehold van het andere einde der stad,
zeggende: "O Mozes, waarlijk, de leiders beraadslagen om u te doden. Ga
daarom weg, ik ben u welgezind."
[28:21]
Daarop ging hij heen, vrezende en op zijn hoede. Hij bad:
"Mijn Heer, verlos mij van het kwaadaardige volk."
[28:22]
En toen hij zijn gezicht naar Midian keerde, zeide hij:
"Ik hoop dat mijn Heer mij naar de rechte weg zal leiden."
[28:23]
En toen hij bij de bron van Midian aankwam, vond hij daar
een groep mannen die hun vee drenkten. En hij vond naast hen twee vrouwen die
(haar kudden) terughielden. Mozes zeide tot haar: "Wat scheelt u?"
Zij antwoordden: "Wij kunnen niet drenken, totdat de herders hun kudden
terugnemen want onze vader is een zeer oude man."
[28:24]
Daarop drenkte hij voor haar. Daarna ging hij opzij in de
schaduw, en zeide: "Mijn Heer, ik heb behoefte aan wat Gij mij voor goeds
moogt nederzenden."
[28:25]
En een der twee vrouwen kwam verlegen naar hem toelopen. Zij
zeide: "Mijn vader roept u opdat hij u moge belonen omdat je voor ons
gedrenkt hebt." Dan, toen hij tot hem kwam en hem het verhaal vertelde,
zei hij: "Vrees niet, je bent een onrechtvaardig volk ontvlucht."
[28:26]
Een der twee vrouwen zeide: "O, mijn vader neem hem in
dienst, want de beste man die je kunt huren is hij, die sterk,
vertrouwenswaardig is."
[28:27]
En hij zeide: "Ik zou u een dezer twee dochters van mij
uithuwen, mits je acht jaren voor mij werkt. En als je er tien voltooit dan zou
dit uit uw vrije wil geschieden. En ik zal u geen moeilijkheden opleggen; je
zult vinden, als God het wil, dat ik tot de rechtvaardigen behoor."
[28:28]
Mozes antwoordde: "Dat is een overeenkomst tussen u en
mij. Welke van de twee termijnen ik ook vervul, er zal mij geen onrecht worden
aangedaan; en God is Getuige van hetgeen wij zeggen."
[28:29]
Toen Mozes de termijn had voltooid, en met zijn familie op
reis ging, bemerkte hij een vuur in de richting van de berg Sinaï. Hij zeide
tot zijn familie: "Wacht hier, ik zie een vuur, misschien kan ik u nieuws
of wat vuur daarvan brengen opdat je u mag verwarmen."
[28:30]
En toen hij er bij kwam werd hij door een stem van de
rechterzijde van het dal geroepen, op de heilige plaats van uit de boom:
"O Mozes, voorwaar, Ik ben God, de Heer der Werelden.
[28:31]
Werp uw staf neder." En toen hij hem zag bewegen als
een slang, vluchtte hij en keerde niet om. "O Mozes, kom en vrees niet,
want je behoort tot hen die veilig zijn."
[28:32]
Steek uw hand in uw boezem; zij zal zonder ziekte wit te
voorschijn komen - en wees niet bang voor gevaar - dit zijn twee tekenen van uw
Heer aan de farao en zijn leiders. Waarlijk, zij zijn een opstandig volk.
[28:33]
Hij (Mozes) zeide: "Mijn Heer, ik doodde een man onder
hen, en ik vrees dat zij mij nu zullen doden.
[28:34]
Maar mijn broeder Aäron is beter bespraakt dan ik, zend
hem daarom met mij als helper, opdat hij moge getuigen van mijn waarheid, want
ik vrees dat zij mij zullen verloochenen."
[28:35]
God zeide: "Wij zullen uw arm door uw broeder versterken
en Wij zullen u beiden macht geven zodat zij u niet zullen kunnen bereiken.
Door Onze tekenen zult gij beiden en zij die u volgen overwinnaars
worden."
[28:36]
En toen Mozes met Onze duidelijke tekenen tot hen kwam,
zeiden zij: "Dit is niets dan verzonnen tovenarij, en wij hoorden nooit
van iets dergelijks onder onze voorvaderen."
[28:37]
Mozes zeide: "Mijn Heer weet het beste wie de leiding
van Hem heeft gebracht en voor wie de gelukkige beloning van het tehuis zal
zijn. Waarlijk, de onrechtvaardigen zullen nooit slagen."
[28:38]
En de farao zeide: "O leiders, ik erken geen God voor u
naast mij; stook voor mij een vuur O Hamaan, om stenen van klei te bakken en
bouw een toren, opdat ik moge opklimmen naar de God van Mozes want waarlijk ik
beschouw hem als een leugenaar."
[28:39]
En hij en zijn legers handelden ten onrechte aanmatigend in
het land. En zij dachten, dat zij nooit naar Ons zouden worden teruggebracht.
[28:40]
Daarom grepen Wij hem en zijn scharen en wierpen hen midden
in de zee. Zie dan hoe slecht het einde der boosdoeners was.
[28:41]
En Wij gaven hun leiders die tot het Vuur uitnodigen; en op
de Dag der Opstanding zullen zij niet worden geholpen.
[28:42]
En Wij deden hen in deze wereld door een vloek achtervolgen,
en op de Dag der Opstanding zullen zij de verachten zijn.
[28:43]
En Wij gaven het Boek aan Mozes nadat Wij de vroegere
geslachten hadden vernietigd als een duidelijk bewijs voor de mensen en als een
leiding en een genade, opdat zij er lering uit mochten trekken.
[28:44]
En gij (Mohamed) was niet aan de westelijke kant (van de
berg) toen Wij Mozes de geboden mededeelden, noch was je onder de aanwezigen.
[28:45]
Maar Wij brachten vele geslachten na Mozes voort en het
leven werd voor hen verlengd. En je was geen bewoner onder het volk van Midian,
die Onze tekenen aan hen voordroeg, maar Wij waren het, Die boodschappers
stuurden.
[28:46]
En je was niet aan de bergkant toen Wij (naar Mozes) riepen.
Maar uit barmhartigheid van uw Heer zijt gij gezonden, opdat je een volk naar
hetwelk geen waarschuwer kwam vóór u moogt waarschuwen opdat zij
er lering uit mogen trekken.
[28:47]
En indien een ramp over hen zou komen wegens hetgeen zij
verdienen, mogen zij niet meer zeggen: "Onze Heer, waarom zondt Gij ons
geen boodschapper, opdat wij Uwe tekenen hadden kunnen volgen en onder de
gelovigen konden zijn?"
[28:48]
Maar toen de Waarheid van Ons tot hen kwam, zeiden zij:
"Waarom is hem niet hetzelfde gegeven als aan Mozes werd gegeven?"
Verwierpen zij datgene niet, wat Mozes voorheen was gegeven? Zij zeiden:
"Twee tovenaars die elkander ondersteunen." En dezen zeggen:
"Wij geloven in beiden niet."
[28:49]
Zeg: "Brengt dan een Boek van God dat een betere
leiding geeft dan dit, ik zal dat volgen, indien je waarachtig bent."
[28:50]
Maar als zij u niet antwoorden, weet dan dat zij slechts hun
eigen begeerten volgen. En wie dwaalt meer dan hij die zijn eigen neigingen
volgt zonder de leiding van God? Voorwaar, God leidt de onrechtvaardige mensen
niet.
[28:51]
En Wij hebben inderdaad het Woord voortdurend aan hen
nedergezonden opdat zij er lering uit mogen trekken.
[28:52]
Zij aan wie Wij het Boek voordien gaven, geloven er in.
[28:53]
En als het aan hen is voorgedragen, zeggen zij: "Wij
geloven er in. Voorwaar, het is de Waarheid van onze Heer. Inderdaad, wij
hadden ons zelf reeds onderworpen."
[28:54]
Hun beloning zal hun tweemaal worden gegeven want zij zijn
standvastig geweest en omdat zij het kwade met het goede weren, en mededelen
van hetgeen waarmee Wij hen hebben voorzien.
[28:55]
Wanneer zij ijdele gesprekken horen, wenden zij zich er van
af en zeggen: "Aan ons onze werken en aan u uw werken. Vrede zij met u.
Wij zoeken de onwetenden niet."
[28:56]
Waarlijk, je zult hen die je wilt niet kunnen leiden, maar
God leidt wie Hij wil; en Hij kent hen het beste die geleid willen worden.
[28:57]
En zij (de bewoners van Mekka) zeggen: "Als wij de
leiding met u zouden volgen, zouden wij van ons land worden weggevoerd."
Hebben Wij voor hen geen veilig heiligdom opgericht waarheen allerlei vruchten
worden gebracht als een voorziening van Ons? Maar de meesten onder hen
begrijpen het niet."
[28:58]
En hoeveel steden hebben Wij niet vernietigd die trots waren
op hun middelen van bestaan! En ginds waren hun woonplaatsen die tot op enkele
na niet meer bewoond zijn geworden. En Wij zijn het Die de erfgenamen werden.
[28:59]
En uw Heer is niet zo, dat Hij steden vernietigt, voordat
Hij in de hoofdstad een boodschapper heeft verwekt die hun Ons woord
verkondigt; noch verwoesten Wij steden tenzij de bewoners er van onrechtvaardig
zijn.
[28:60]
En wat u gegeven is dient slechts als middel van bestaan
voor het tegenwoordige leven en ter versiering er van; en hetgeen bij God is,
is beter en van langere duur. Wil je dit niet begrijpen?
[28:61]
Staat hij aan wie Wij een goede belofte hebben gedaan, die
hij (vervuld) zal zien, gelijk met degenen, die Wij van de goederen dezer
wereld hebben gegeven en zal hij dan op de Dag der Opstanding naar de hel
worden gebracht?
[28:62]
En op die Dag zal God hen roepen en zeggen: "Waar zijn
Mijn deelgenoten die je beweerde te zijn?"
[28:63]
Zij, tegen wie het Woord van kracht zal worden, zullen
zeggen: "Onze Heer, dit zijn degenen die wij deden dwalen. Wij deden hen dwalen
zoals wij dwaalden. Wij betuigen onze onschuld aan U. Wij waren het niet die
zij aanbaden."
[28:64]
En er zal worden gezegd: "Roept uw afgoden aan."
En zij zullen hen aanroepen maar deze zullen hen niet horen. Terwijl zij de
straf zullen zien. Hadden zij slechts de leiding gevolgd!
[28:65]
En op die Dag zal Hij tot hen roepen en zeggen: "Welk
antwoord gaf je (aan Onze) boodschappers?"
[28:66]
Dan zullen alle uitvluchten op die Dag voor hen duister
worden en zij zullen elkander niet kunnen vragen.
[28:67]
Maar hij, die berouw heeft, gelooft en goed doet, zal
waarschijnlijk tot de geslaagden behoren.
[28:68]
Uw Heer schept en kiest wat Hij wil, zij (de afgoden) hebben
geen keuze. Glorie zij God en verheven is Hij boven alles wat zij met Hem
vereenzelvigen.
[28:69]
En uw Heer weet wat hun harten verbergen en wat zij
openbaren.
[28:70]
En Hij is God; er is geen God naast Hem. Aan Hem behoort
alle roem in deze wereld en in het Hiernamaals. Van Hem is het gebod en tot Hem
zul je worden teruggebracht.
[28:71]
Zeg: "Vertelt mij, als God de nacht over u doet
voortduren tot de Dag der Opstanding, welke God is er naast God die u een licht
kan brengen? Wil je dan niet luisteren?"
[28:72]
Zeg: "Vertelt mij, als God de dag voor u doet
voortduren tot de Dag der Opstanding welke God is er dan naast God die u een
nacht kan brengen waarin je kunt rusten? Wil je dat niet inzien?"
[28:73]
Het is door Zijn barmhartigheid dat Hij nacht en dag voor u
heeft ingesteld opdat je er in mag rusten en naar Zijn overvloed mag uitzien,
en opdat je dankbaar mag zijn.
[28:74]
Gedenkt de dag waarop Hij hen zal oproepen en zeggen:
"Waar zijn Mijn mededingers, die gij u placht te verbeelden?"
[28:75]
En Wij zullen uit elk volk een getuige nemen en Wij zullen
zeggen: "Brengt uw bewijs." Dan zullen zij weten dat de Waarheid aan
God behoort. En hetgeen zij plachten te verzinnen zal mislukken.
[28:76]
Korach behoorde voorwaar tot het volk van Mozes, maar hij
gedroeg zich aanmatigend tegenover hen. En Wij hadden hem zoveel schatten
gegeven dat zijn sleutels zeker een last waren geweest voor een groep sterke
mannen. Toen zijn volk tot hem zeide: "Poch niet, want God houdt niet van
degenen die pochen.
[28:77]
Maar zoek door hetgeen God u heeft gegeven het tehuis van het
Hiernamaals; en vergeet uw deel aan de wereld niet, en doe goed (aan anderen)
zoals God u goed gedaan heeft; en schep geen wanorde op aarde, want God heeft
hen, die onheil stichten, niet lief."
[28:78]
Hij antuoordde: "Mij werd het alleen door mijn kennis
gegeven." Wist hij niet dat God vóór hem vele geslachten had
vernietigd die machtiger waren dan hij en groter in aantal? En de schuldigen
worden niet gevraagd omtrent hun zonden.
[28:79]
Hij bleef verschijnen voor zijn volk met pracht en praal.
Zij, die het leven dezer wereld wensten, zeiden: "O, ware ons hetzelfde
gegeven als Korach. Waarlijk, hij is bezitter van een groot fortuin."
[28:80]
Maar zij, aan wie kennis was gegeven, zeiden: "Wee u,
de beloning van God is beter voor degenen die geloven en goede werken doen; en
het zal niemand worden geschonken behalve hun die geduldig zijn."
[28:81]
Dan deden Wij hem en zijn huis in de aarde verzinken; en hij
had geen partij om hem tegen God te helpen noch kon hij zich verdedigen.
[28:82]
En zij, die zijn plaats de vorige dag hadden begeerd,
begonnen (de volgende dag) te zeggen: "O wee, God vergroot en verkleint de
voorziening voor wie Hij wil van Zijn dienaren. Indien God ons niet genadig was
geweest zou Hij ons ook in de aarde hebben doen verzinken. Wee, de ondankbaren
slagen nooit."
[28:83]
Daar is het tehuis van het Hiernamaals! Wij geven het
degenen die op aarde geen zelfverheffing wensen, noch wanorde stichten, en het
einde is voor de godvruchtigen.
[28:84]
Zij die goed doen worden er beter voor beloond, maar zij die
kwaad doen, worden slechts vergolden naar datgene wat zij deden.
[28:85]
Voorwaar, Hij, Die de verkondiging van de Koran u oplegde,
zal u tot de plaats van terugkeer brengen. Zeg: "Mijn Heer weet het beste
wie de ware leiding heeft gebracht en wie op een openlijk dwaalspoor is."
[28:86]
En je had niet verwacht dat het Boek (de Koran) aan u zou
worden geopenbaard; maar het is een barmhartigheid van uw Heer; wees daarom
nooit een ondersteuner der ongelovigen.
[28:87]
En laten zij u niet afwenden van de woorden van God nadat
zij tot u zijn nedergezonden; en roep anderen tot uw Heer, en behoor niet tot
de afgodendienaren.
[28:88]
En roep naast God geen andere God aan. Er is geen God naast
Hem. Alles is vergankelijk behalve Zijn Aangezieht. Aan Hem is de heerschappij
en tot Hem zult glg worden teruggebracht.