De huichelaars

In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.

[63:1]

Wanneer de huichelaars tot u komen, zeggen zij: "Wij getuigen dat gij inderdaad de boodschapper van God zijt." God weet dat gij Zijn boodschapper zijt, en God getuigt dat de huichelaars inderdaad leugenaars zijn.

[63:2]

Zij hebben hun eden tot een schild gemaakt; zo leiden zij mensen van God’s weg af. Hetgeen zij doen is zeker slecht.

[63:3]

Dat is omdat zij het geloof omhelsden en daarna verwierpen. Derhalve is een zegel op hun hart gedrukt en zij begrijpen niet (meer).

[63:4]

En wanneer gij hen ziet, behaagt hun uterlijk u en indien zij spreken luistert gij naar hen. Zij lijken op aangeklede stukken hout. Zij denken dat ieder gerucht tegen hen is. Zij zijn (uw) vijanden, neemt u daarom voor hen in acht. God’s vloek zij over hen! Hoe ver zijn zij afgewend (van de Waarheid)!

[63:5]

En wanneer er tot hen wordt gezegd: "Komt, de boodschapper van God zal voor u om vergiffenis vragen," dan wenden zij hun hoofd af en gij ziet hen zich hoogmoedig terugtrekken.

[63:6]

Het is hetzelfde of gij wel of niet voor hen om vergiffenis vraagt, God zal hen stellig niet vergeven. Voorzeker, God leidt het opstandige volk niet.

[63:7]

Zij zijn het die zeggen, "Besteedt niets voor degenen die met de boodschapper van God zijn zodat deze weglopen"- terwijl aan God de schatten der hemelen en der aarde behoren; doch de huichelaars begrijpen dit niet.

[63:8]

Zij zeggen: "Als wij naar Madinah terugkeren zal de aanzienlijkste er zeker de minste uitdrijven;" maar eer behoort aan God, Zijn boodschapper en de gelovigen; de huichelaars echter weten het niet.

[63:9]

O, gij die gelooft, laat uw rijkdommen en uw kinderen u niet afleiden van de gedachtenis aan God. En wie dat doet behoort tot de verliezers.

[63:10]

En besteedt uit datgene waarvan Wij u voorzien hebben voordat de dood één uwer overvalt en deze zegt: "Mijn Heer! Waarom hebt Gij mij niet voor een wijle uitstel verleend, opdat ik aalmoezen zou kunnen geven en tot de rechtvaardigen behoren?"

[63:11]

En God geeft niemand uitstel wanneer zijn tijd is gekomen; en God is volkomen op de hoogte van hetgeen gij doet.